The Project Gutenberg EBook of Hermaphrodisie en Uranisme, by Arnold Aletrino

This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
almost no restrictions whatsoever.  You may copy it, give it away or
re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
with this eBook or online at www.gutenberg.org


Title: Hermaphrodisie en Uranisme

Author: Arnold Aletrino

Release Date: April 20, 2011 [EBook #35924]

Language: Dutch

Character set encoding: ISO-8859-1

*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK HERMAPHRODISIE EN URANISME ***




Produced by Andr� Engels and the Online Distributed
Proofreading Team at http://www.pgdp.net






                          HERMAPHRODISIE EN
                              URANISME.

                             VOORDRACHT,

                den 5en Juni 1908 te Amsterdam voor de
                candidaten van de Juridische Faculteit
                      van het A. S. C. gehouden

                               --DOOR--

                           Dr. A. ALETRINO,

     Priv.-doc. I/d Crim. anthrop. a/d Universiteit te Amsterdam.

                       F. VAN ROSSEN--AMSTERDAM
                                1908.




  _Zeer gewenschte toehoorderessen en toehoorders_,

Ik stel er prijs op, v��r ik aan mijn eigenlijk onderwerp begin,
U te verzoeken, wel te willen bedenken, dat ik op het standpunt
sta, dat niemand, en dus ook ik niet, het recht heeft zich met
de geslachtsdaden van anderen te bemoeien of die te veroordeelen,
wanneer door deze niet een van de twee personen, tusschen wie de daad
geschiedt, of een derde benadeeld wordt en dat ik--en ik weet bij
ondervinding, door en na het congres voor crimineele anthropologie
in 1901 te Amsterdam gehouden, waar ik een rapport "Sur la situation
sociale de l'uraniste" inzond, hoezeer men geneigd is iemand die
over dat onderwerp schrijft of spreekt, verkeerde bedoelingen toe te
dichten en verkeerde woorden in den mond te leggen--geen propaganda
maak voor normale of, zooals men het heeft willen noemen, abnormale
geslachtsuitingen, maar dat ik de kwestie alleen uit een humanitair en
wetenschappelijk oogpunt bestudeer.

Drie redenen zijn er, waarom ik juist dit onderdeel der
natuurwetenschappen heb uitgekozen om hedenavond met U te bespreken,
al kan die bespreking--om de groote uitgebreidheid van het
onderwerp--niet dan zeer onvolledig zijn en ik mij--om den beperkten
tijd, waarover ik kan beschikken--zal moeten bepalen tot het slechts
in groote lijnen aangeven der omtrekken en zoovele en belangrijke
d�tails zal moeten laten rusten.

De eerste reden is, dat men er noch op colleges voor juristen,
noch op medische colleges, noch op de colleges voor gerechtelijke
geneeskunde over spreekt. Is dit, omdat men het onderwerp van te
weinig gewicht acht? Of is het uit overmatige kuischheid? Want zoodra
er over dit onderwerp wordt gesproken, steekt een, ik zou haast zeggen
pathologische, kuischheid haar hoofd op. Als bewijs daarvan diene,
dat, toen ik eenige jaren geleden een opstel over het uranisme aan een
medisch tijdschrift hier te lande had gezonden, ik het terugontving
met een begeleidend schrijven, waarin te lezen stond, "dat de Redactie
voor d�t onderwerp geen plaats wilde afstaan". Als een ander bewijs
van die kuischheid diene, dat men iemand die over het onderwerp
schrijft of spreekt, als iemand betitelt, "die het goed recht van
het bestaan van "gruwelen" bepleit". Ik heb het moeten verduren, dat
de minister-president Kuyper, eertijds zoowel in een zitting van de
Eerste, als in een van de Tweede Kamer, coram populo mijn goeden naam
aantastte, om wat ik op bovengenoemd congres had gezegd[1], en dat
later een onbekend atoom, een zekere heer v. d. Biesen, die mij tot
professor verhief, hem in een zitting van de Eerste Kamer die woorden
nabazelde![2]

De tweede reden is, dat in den laatsten tijd het vraagstuk meer op den
voorgrond is geschoven. Ik behoef U slechts te wijzen op het geval,
door de onbescheidenheid van sommige dagbladen met naam en toenaam
aan het licht gebracht, van een beeldhouwster, die hier in Amsterdam
werkte en die plotseling van sexe is veranderd en nu als beeldhouwer
in het buitenland vertoeft; ik behoef U slechts het proces-Moltke
contra Harden te noemen, dat kort geleden in Berlijn is afgespeeld; ik
wil U wijzen op de twee rechtzaken hier in de laatste jaren behandeld,
waarbij de aangeklaagde beschuldigd werd onzedelijke homosexueele
handelingen met minderjarigen te hebben gepleegd.

De derde reden is, dat ik het van ongemeen groot gewicht voor U vind,
dat Gij van het onderwerp op de hoogte zijt. Als rechter kan het
U worden opgedragen in zulk een geval te oordeelen. Gij kunt als
verdediger worden aangewezen om een beklaagde in zulk een geval bij te
staan, evengoed als de geneesheer kan worden geroepen om in zulk een
geval hulp en raad te geven. Wanneer ik bedenk in welke moeilijkheid
ik zelf heb verkeerd, toen--kort nadat ik als geneesheer gevestigd
was--de zoon van een mijner patienten tot mij kwam om raad en hulp en
ik geheel onvoorbereid wat het onderwerp betreft, gedwongen was hem
te helpen--hij is dan ook de oorzaak geweest, dat ik met de studie
er van ben begonnen en dat ik mij er in heb verdiept--dan voel ik het
mijn plicht U, als het maar eenigszins kan, voor deze moeilijkheden te
vrijwaren en U eenig inzicht in het onderwerp te geven, opdat Gij er
misschien later gemakkelijker verder in kunt doordringen.

                  *       *       *       *       *

Men heeft altijd gemeend--en zelfs nu nog denken de meeste menschen
er niet dieper over na--dat het even gemakkelijk is het onderscheid
tusschen den homo sapiens masculinus en den homo sapiens femininus
te beschrijven, als het door het verschil in kleeding tusschen de
beide sexen aangegeven wordt. Dit nu is niet het geval en het is zeer
moeilijk, zoo niet onmogelijk, een eigenschap, een eigenaardigheid aan
te toonen, die z�� specifiek bij de eene sexe voorkomt, dat zij bij de
andere sexe niet te vinden is. Alle eigenaardigheden en eigenschappen,
die men tot nu toe als specifiek voor de eene sexe heeft aangezien,
vindt men terug of heeft men bij de andere sexe teruggevonden. Hoe
meer de onderzoekingen der anthropologen worden uitgebreid, des te
meer komt men tot de ontdekking, dat men zich in die eigenschappen
heeft vergist of dat men er een te fantastische beteekenis aan heeft
gehecht.

De vorm van het bekken b.v. dien men zelfs tot nu toe als een
specifiek verschilsteeken tusschen de beide sexen heeft beschouwd, is
gebleken niet zoo betrouwbaar te zijn. Men meent, dat een steil, nauw
bekken aan den man eigen is, een wijd plat bekken alleen bij de vrouw
voorkomt. Verschillende onderzoekers nu hebben aangetoond, dat men bij
Arabische vrouwen en bij de vrouwen van sommige wilde stammen, wanneer
men haar van achter beschouwt, onmogelijk door den vorm van het bekken
kan uitmaken of men een man of wel een vrouw voor zich heeft.[3]
De hand heeft een tijdlang als het verschils-kenteeken voor man en
vrouw gegolden. Pfitzner de anatoom heeft eenige honderdtallen van
mannen- en vrouwenhanden onderzocht en heeft geen enkel teeken kunnen
aangeven, dat niet zoowel aan de vrouwenhand als, in andere gevallen,
aan de mannenband eigen kan zijn[4]. Zelfs het ademhalingstype--de
costaal- of borstademhaling bij de vrouw, de buikademhaling bij den
man--is gebleken, wat de costaal-ademhaling betreft, door de kleeding
en de beschaving te zijn ontstaan en het is bewezen, dat vrouwen van
wilde volksstammen een abdominaal-ademhaling vertoonen, even goed als
de mannen.[5]

Wanneer wij dus de eigenschappen en eigenaardigheden van de beide
sexen willen bestudeeren, zijn wij gedwongen ons te houden aan wat
bij de overgroote meerderheid der beide sexen voorkomt. En dan kunnen
wij de verschillende eigenschappen, behalve in de twee groote groepen
van primaire en secundaire geslachtskenmerken, verdeelen in vijf
afdeelingen:

1e. De plaats waar de bevruchtende cellen gevormd worden: bij de vrouw
het ovarium, bij den man de testis.

2e. De gangen en wegen, waarlangs de bevruchtende cellen het lichaam
verlaten en naar buiten worden gevoerd: bij de vrouw de tubae, de
uterus en de vagina, bij den man de epididymis, het vas deferens en de
penis.

3e. De secundaire geslachtskenmerken, die eerst in den puberteitstijd
duidelijk zichtbaar worden: bij de vrouw het langer worden van het
hoofdhaar, het groeien der borsten en de menstruatie, bij den man de
verandering van de stem, het groeien van den baard en het grooter
worden van het strottenhoofd.

4e. De verschillende geestelijke en gevoelseigenschappen. De vrouw
is o. a. meer intu�tief, zachtmoediger, passief, de man daarentegen
logisch, harder, ondernemend e. d.

5e. De vrouw voelt zich geslachtelijk tot den man, de man voelt zich
geslachtelijk tot de vrouw aangetrokken.

Het is van het grootste belang, duidelijk voor oogen te hebben, dat
elk dier verschilsgroepen haar oorsprong in eenzelfden oeraanleg
vindt.

Beschouwen wij de eerste groep iets nader. Wanneer men het menschelijk
embryo v��r den dertigsten dag van het intrauterine leven beziet,
kan men nog niet uitmaken of het een mannelijk of wel een vrouwelijk
individu zal worden. De teeltklieren ontstaan in de buikholte, uit
het epithelium, door Waldeyer "kiemepitheel" genoemd, dat naast de
oernieren, aan de achterzijde van de buikholte ontstaat. Eerst in
de vijfde week kan men door verschillende kenmerken bepalen of de
teeltklier een ovarium of wel een testikel zal worden. De ovari�n
blijven gedurende het geheele leven binnen het lichaam, terwijl de
testikels kort v��r of kort na de geboorte buiten de buikholte dalen.
Zelfs de kiemcellen zijn identieke vormsels. De kern van de eicel kan
men gelijk stellen met den kop, terwijl het plasma van de eicel met
den staart van het spermatozo�d kan vergeleken worden.

De tweede groep, de gangen en uitvoerwegen. In de tweede
zwangerschapsmaand ziet men twee paar gangen in de buikholte ontstaan,
de Wolffsche of oerniergangen en de M�llersche gangen, die naar onder
loopen en te samen in de opening van de cloake (waarover straks)
eindigen. Wordt het embryo een mannelijk individu, dan ziet men, dat
de Wolffsche gangen zich sterk gaan ontwikkelen, terwijl de M�llersche
gangen in ontwikkeling achterblijven. De ondereinden der vier gangen
vergroeien met elkaar, er komen daaraan twee kleine uitstulpsels
te voorschijn: de aanleg voor de latere prostata en de vesiculae
seminales is daar. Wordt het individu daarentegen een vrouw, dan
blijven de Wolffsche gangen in ontwikkeling achter, de bovenste
gedeelten der M�llersche gangen worden de tubae, uit de benedenste,
die met de uiteinden der Wolffsche gangen vergroeien, wordt de uterus
en de vagina.

Doch ook de uitwendige geslachtsorganen zijn oorspronkelijk
hetzelfde gevormd. V��r de zesde week ziet men aan het ondereinde
van het lichaam alleen een spleet, den uitgang van de cloake, de
gemeenschappelijke afvoerbuis voor urine en faecaalstoffen. Pas in de
tiende week van het intrauterine leven groeit een wand van binnen naar
buiten in de cloake en vervormt die tot twee gangen, de eene voor den
afvoer van de faecaalstoffen, de andere voor de latere wording van
het urogenitaalstelsel. In de zesde week van het embryonaal bestaan,
begint zich boven de cloake een knobbeltje te verheffen. In de tweede
maand zien wij, dat daarin een spleet ontstaat, die zich richt naar
dat gedeelte der spleet van de cloake, waaruit het urogenitaalstelsel
zal worden en die zich daarin voortzet. Rondom de spleet welven een
paar huidplooien op, terwijl er rondom het geheel een paar welvingen
ontwikkelen, de geslachtswrongen.

Wordt het aanstaande individu een vrouw, dan verandert er verder maar
heel weinig. Het knobbeltje groeit iets uit en wordt de clitoris,
waarom heen zich een huidplooi legt, het praeputium clitoridis,
terwijl het vooreinde zich verdikt en tot glans clitoridis wordt. De
geslachtsspleet verdiept en verwijdt zich en wordt tot vagina, terwijl
de geslachtsplooien die zich verder ontwikkelen tot labia minora, de
wrongen--door groote vetvorming uitgegroeid--tot labia majora worden.
Bij den man is de verandering die intreedt, grooter. Het knobbeltje
verlengt zich meer dan bij de vrouw en wordt de penis, de randen van
de geslachtsspleet groeien over de spleet heen en vormen de urethra,
de geslachtsplooien groeien aaneen, waardoor het scrotum ontstaat, dat
de neergedaalde testikels zal opnemen. De verschillende deelen der
geslachtsorganen kan men dus met elkaar vergelijken: de clitoris komt
overeen met den penis, de ovari�n met de testikels, de labia met het
scrotum, de uterus met de prostata.

Geschiedt nu echter de groei dier deelen niet zoo regelmatig als wij
hierboven hebben aangegeven, maar blijven sommige deelen te vroeg in
hun groei staan en groeien andere deelen te ver, dan ontstaat het
individu, dat men met den naam "hermaphrodiet" bestempelt.

Deze naam is afgeleid van de namen ~Herm�s~ (Hermes), en ~Aphrodit�~
(Aphrodit�), en is, volgens het verhaal door Ovidius in zijn
Metamorphosen meegedeeld, ontstaan, doordat de zoon van Hermes en van
Aphrodite zich in de bron Salmeikis baadde, waardoor de bronnymph
verliefd op hem werd. Wijl hij haar echter verstootte, smeekte zij de
Goden haar met het lichaam van haar geliefde te vereenigen. De goden
willigden het verzoek in en daaruit is het tweeslachtig wezen, de
"hermaphrodiet", geworden. Geoffroy Saint-Hilaire definieert het
hermaphroditisme als "de werkelijke of schijnbare, geheele of
gedeeltelijke aanwezigheid van twee sexen in hetzelfde individu".[6]

Reeds van de oudste tijden is het hermaphroditisme bekend en er
is geen godsdienst bijna, waarin niet (bij de polythe�stische) de
oppergod of (bij de monothe�stische) de godheid als een androgyne
wordt gedacht en voorgesteld. De Persische Mithras-Mithradienst,
de Egyptische Phtha en Isisdienst, hadden de voorstelling van een
androgyne godheid. De Japansche god "de geest der aarde" wordt als
twee-geslachtige godheid voorgesteld, en zelfs de Noorsche Frigadienst
laat de voorstelling van androgynie herkennen. Dat de Grieken zich
hun voornaamste Goden, Zeus, Aphrodite en Pan, als androgynen dachten,
evenals de Romeinen hun Priapus, bewijzen de kunstvoortbrengselen, die
ons van die tijden zijn overgebleven.[7]

Bij de Romeinen had men zeer vreemde opvattingen omtrent
hermaphrodieten. Plinius verhaalt van een volk ergens in Afrika, dat
geheel uit hermaphrodieten zou bestaan en deelt mee, dat hij zelf
getuige er van is geweest, dat een hermaphrodiet willekeurig van
geslacht kon veranderen. Bij de Wet der twaalf Tafelen was het den
haruspices geoorloofd den hermaphrodiet te dooden, omdat de crimen
laesae naturae niet ongestraft mocht blijven en de geboorte van een
hermaphrodiet allerlei rampen voor het land voorspelde. Diodorus deelt
mee, dat het verschijnen van een hermaphrodiet �f op de aanwezigheid
van een God op aarde wijst, die de zachtheid van de vrouw aan de
kracht van den man paart, �f dat het een voorspelling inhoudt van
groote rampen die over het land zullen komen.[8] Livius vermeldt
eenige gevallen, waarin een hermaphrodiet ter dood is gebracht.[9]

Over het algemeen schijnen de Romeinen zich nog al veel met het
hermaphroditisme te hebben bezig gehouden. In het Romeinsche recht
toch wordt verschillende malen van den hermaphrodiet melding gemaakt.
Ulpianus werpt de vragen op, of de hermaphrodiet mag getuigen,
of hij het vaderlijk gezag mag uitoefenen, of hij mag erven en
vindt een oplossing d��rin, dat hij zegt, dat het er van afhangt
welke sexe er in den hermaphrodiet praevaleert.[10] Later zijn de
gevoelens tegenover den hermaphrodiet gunstiger gestemd geworden,
vooral ten tijde van Nero, wijl deze een zoodanige voorliefde voor
hermaphrodieten schijnt te hebben gehad, dat hij zijn wagen bij
voorkeur door vier hermaphroditische paarden liet trekken.[11]

Niettegenstaande sommige kerkvaders in de middeleeuwen Jehova als
androgyn beschouwden, omdat hij Adam naar zijn evenbeeld had geschapen
en deze androgyn moet zijn geweest--immers "creavit Deus eum ad
imaginem suam, ad imaginem Dei creavit illum, masculum et feminam
creavit eos"--bracht men de hermaphrodieten toch ter dood, omdat men
meende, dat zij door God gezonden waren om zijn toorn te wreken en dat
zij het naderen van rampen voorspelden. Men was van meening, dat de
duivel er aan had deelgenomen, wanneer een hermaphrodiet werd geboren
en de moeder werd dan ook gestraft, terwijl in sommige gevallen ook
de vader niet vrijliep.[12] Bauhinius was nog op het einde van de 16e
eeuw van oordeel, dat een hermaphrodiet moest gedood worden, terwijl
Riolanus hetzelfde oordeelt in het begin van de 17e eeuw.[13] Later
werd men gunstiger tegenover hen gestemd en bepaalde men er zich toe,
om hen eenige rechten te ontzeggen. Wanneer een hermaphrodiet wilde
huwen en de sexe was onduidelijk, dan werd het aan hem overgelaten
een sexe te kiezen en mocht hij volgens die sexe huwen. Veranderen van
sexe of geslachtsgemeenschap hebben anders dan naar de gekozene sexe,
was niet geoorloofd en werd met den dood gestraft. Bauhinius verhaalt
van een hermaphrodieten monnik, die zwanger werd en ter dood werd
gebracht en voegt er aan toe: "Mas, Mulier, Monacus, Mundi Mirabile
Monstrum."[14] De gevallen van Anne, later Jean, Grandjean en Marie,
later Marin, Lemarcis, zijn beroemd geworden. Anne Grandjean was in
1732 in Grenoble geboren en als meisje opgevoed. Toen zij volwassen
was geworden, bemerkte zij dat zij eigenlijk een man was, nam den
naam van Jean Baptiste aan en trouwde met een vrouw. Toen dat bemerkt
werd, veroordeelde de rechtbank hem als "profanateur du Sacr�ment du
Mariage" tot verlies van eer, een lichamelijke straf en levenslange
verbanning. Hij werd vrijgesproken maar werd gedwongen om in het
vervolg altijd in vrouwenkleeren te gaan en om nooit meer met een
vrouw geslachtsgemeenschap te hebben.[15]

Marie Lemarcis, die ook bemerkte, dat zij een man was, zich daarom
Marin Lemarcis noemde, en met een vrouw wilde huwen, ontkwam ter
nauwernood den dood door ophanging, doordat een voor dien tijd beroemd
chirurg, Duval, tegen de expertise van vele anderen, verklaarde dat
hij een man was. Hij werd veroordeeld om minstens tot zijn vijf en
twintigste jaar vrouwenkleeren te dragen en het werd hem verboden om
geslachtelijke gemeenschap met welke sexe dan ook, te hebben.[15]

Ambroise Par� verhaalt hoe hij het heeft bijgewoond, dat een meisje,
door het springen over een sloot, plotseling van meisje jongen werd.
Het omgekeerde, zegt Par�, dat een jongen een meisje wordt, komt
nooit voor, "omdat de natuur altijd er naar streeft het volmaakte te
bereiken".[16]

Door de onderzoekingen in de laatste eeuw nu, is het wezen van den
hermaphrodiet beter bekend geworden en al weet men nog niet de oorzaak
waardoor het hermaphroditisme ontstaat, men weet waardoor het tot
stand komt. Wanneer bij een vrouwelijk individu de clitoris te groot
wordt, de labia gedeeltelijk of geheel vergroeien en, zooals vele
malen het geval is, er een hernia labialis (een breuk in een der
labia majora, het afdalen van een darmlis in een der labia majora)
bestaat; wanneer bij den man de penis niet de normale grootte bereikt,
de beide helften van het scrotum zich niet vereenigen en de plaats
der vergroeiing open blijft, de urethra zich eveneens niet sluit
(hypospadie), maar zich in de splijting van het scrotum voortzet,
wanneer daarbij de testikels niet in het scrotum dalen, maar in de
buikholte of in het lieskanaal blijven (cryptorchie), dan heeft men de
anatomische afwijking voor zich, die men met den naam van "uitwendig
hermaphroditisme" bestempelt.

Al naar gelang van de twee soorten of van de enkele soort van
teeltklieren, die in hetzelfde individu aanwezig zijn, terwijl de
aard der geslachtsgangen of der uitwendige geslachtsorganen bij
datzelfde individu, beiden of een van beiden, wel of niet met den aard
dier twee soorten of der enkele soort van teeltklieren overeenkomt,
verdeelt men de hermaphrodieten in "ware" en "onechte", onderscheidt
men den "hermaphroditus verus" (androgynie, gevallen waarin zoowel
testes als ovari�n, onverschillig in welk stadium van ontwikkeling, in
hetzelfde individu aanwezig zijn, met normale of misvormde uitwendige
geslachtsorganen) en den "pseudohermaphroditus", den "hermaphroditus
spurius" (wanneer bij ��ngeslachtelijke ontwikkeling der teeltklieren,
de inwendige en de uitwendige geslachtsorganen of een van beiden het
type van het andere geslacht naderen).

Men heeft het hermaphroditismus verus verdeeld in h. v. bilateralis,
unilateralis en lateralis, al naar gelang er in de buikholte aan beide
zijden een ovarium en een testis te samen zouden voorkomen, of wel
een ovarium �n een testis te samen aan de eene zijde en een ovarium
�f een testis aan de andere zijde, of ook wel een ovarium aan de eene,
een testis aan de andere zij. Theoretisch beredeneerd is een zoodanig
voorkomen van herm. ver. natuurlijk mogelijk. In werkelijkheid echter
is het bestaan er van nog nimmer vastgesteld en de eenige gevallen,
vijf in aantal, van herm. verus zijn die, waarin het voorkomen van
een zoogenaamden "ovotestis" is gevonden, het voorkomen namelijk van
een teeltklier, waarin zoowel ovariaal als testikulair weefsel door
het microscopisch onderzoek kon worden aangetoond. Onder de reeks
gevallen van herm. ver. die Neugebauer in zijn werk "Hermaphroditismus
beim Menschen" heeft opgeteld, zijn deze vijf de eenige waarbij
echt herm. ver. is aangetoond. De overige gevallen zijn niet door
een microscopisch onderzoek bewezen gevallen van herm. ver. te zijn
geweest, ofschoon men ze er wel voor had gehouden.[17]

Van meer praktisch belang dan ook zijn voor ons de pseudohermaphrodieten.
Men kan te doen hebben met een psh. externus, met een psh. internus of
met een psh. completus of externus _et_ internus. Bij den psh. internus
vindt men, behalve de inwendige geslachtsorganen die bij de sexe
van het individu behooren, min of meer ontwikkelde inwendige
geslachtsorganen van de andere sexe. Bij den psh. externus zijn de
uitwendige geslachtsorganen van het individu zoodanig vervormd, dat
men in twijfel kan verkeeren of men met vrouwelijke dan wel met
mannelijke uitwendige geslachtsorganen te doen heeft. Bij den psh.
completus ziet men de vereeniging van beide bovengenoemde afwijkingen.
Men geeft den psh. de sexe, die door de teeltklier wordt aangetoond.
Zoo vindt men bij den psh. intern. masc. behalve de testes en de
inwendige mannelijke geslachtsorganen, b.v. een min of meer goed
ontwikkelden uterus, bij den femininus, behalve de ovari�n en de
inwendige vrouwelijke geslachtsorganen, b.v. resten van het vas
deferens.

Het meest van praktisch belang zijn voor ons de pseudoh. externi,
omdat het interne psh. niet gemakkelijk bij het leven kan worden
gediagnosticeerd en omdat het interne psh. meestal pas in aanmerking
komt, wanneer het externe psh. tot een onderzoek heeft aanleiding
gegeven.

Wat den hermaphrodiet of pseudohermaphrodiet betreft, wanneer men hem
uit het oogpunt beschouwt van medeburger in de samenleving, zoowel
de een als de ander kan zich als gewone, niet-misvormde menschen
gedragen en dikwijls vindt men dan ook geen enkel verschil tusschen
hun doen en laten en dat van den normaal-gevormden. Toch komen onder
pseudohermaphrodieten zeer veel geestesstoornissen en verschillende
afwijkingen op geestelijk en zedelijk gebied voor. Zonder nog zoo
ver te gaan als Debierre, die--terwijl hij den hermaphrodiet en den
pseudoh. onder de gedegenereerden rangschikt--hen in een toestand
acht, waardoor zij een of anderen dag alle symptomen van lijders aan
een degeneratie-psychose kunnen gaan vertoonen[18], zijn de meeste
schrijvers het er over eens, dat het meerendeel der pseudoh.--ofschoon
onder hen personen gevonden worden, die een uitstekend verstand en een
zeer goeden aanleg hebben--over het algemeen, niet z�� ontwikkeld is,
als normaal-gevormde menschen. De misvorming der teeltklieren en der
geslachtsorganen laat wel degelijk haar schadelijken invloed bij hen
gelden.[19]

De geslachtsdrift der meeste hermaphrodieten is gering, wat met
het oog daarop, dat hun teeltklieren nooit z�� als bij normalen
zijn ontwikkeld, niet te verwonderen is. Een enkele uitzondering
daargelaten, waarin inderdaad een normale of misschien verhoogde
potentie aanwezig is of was, moet men de verhalen der psh. op dat
gebied als overdreven betitelen en vooral mededeelingen van psh. dat
zij nu eens als man dan weer als vrouw geslachtsgemeenschap hebben
gehad of kunnen hebben, meestal als een weinig fantastisch en met
zekere restrictie aannemen.

De gevallen, waarin het voor den jurist en voor den medicus van belang
is van het hermaphroditisme of van het pseudohermaphroditisme op de
hoogte te zijn, zijn de volgende.

Ten eerste de gevallen van zoogenaamde "erreur de sexe", waarin
namelijk het individu door een vergissing is ingeschreven bij den
burgerlijken stand als behoorende tot de eene sexe en naderhand of op
later leeftijd bemerkt, dat hij tot de andere sexe behoort en nu van
sexe wil veranderen; 2e. gevallen van vergrijpen tegen de eerbaarheid,
3e. gevallen waarin een huwelijk blijkt te zijn gesloten met een
hermaphrodiet en waarin op grond daarvan, dat de vrouw eigenlijk
een man of de man eigenlijk een vrouw is, nietigverklaring van het
huwelijk gevraagd wordt.

Wat de eerste gevallen betreft, verwijs ik U naar wat ik U heb
meegedeeld van de beeldhouwster die nu als beeldhouwer in het
buitenland vertoeft en naar de historische verhalen van Marin Lemarcis
en Anne Grandjean, die wij zoo even hebben besproken. Omtrent de
aanslagen tegen de eerbaarheid wil ik u doen opmerken, dat het b.v.
zou kunnen geschieden, dat iemand beschuldigd wordt geslachtelijke
gemeenschap te hebben gehad met een vrouw, tegen haar wil of terwijl
zij in bewusteloozen toestand verkeert en dat het blijkt, dat deze
vrouw een pseudh. masculinus is, een geval van "erreur de sexe". Ook
kan ik mij het geval voorstellen, en het is ook geschied, dat een
man beschuldigd wordt geslachtsgemeenschap met een vrouw tegen haar
wil te hebben gehad en dat het blijkt, dat de verkrachter eigenlijk
een vrouwelijke psh. is. Het omgekeerde kan eveneens plaats hebben.
Ik herinner mij niet welke schrijver het geval meedeelt, van een
vroedvrouw, die beschuldigd werd onzedelijke handelingen te plegen
met vrouwen, die zij in haar verlossing had bijgestaan en van wie
het bij onderzoek bleek, dat deze vroedvrouw een mannelijke psh.
was. En wat de derde categorie aangaat, wil ik u doen opmerken, dat
Neugebauer verschillende gevallen, zoowel uit de literatuur als uit
eigen praktijk, aanhaalt, waarin de vrouw die wilde huwen of reeds
gehuwd was, bij onderzoek bleek een psh. masculinus te zijn, die
door een "erreur de sexe" als vrouw was opgevoed. Het is nog niet
zoo heel lang geleden, dat ik vernomen heb, dat een gynaecoloog
hier in Amsterdam, een dame op zijn spreekuur ontving, die hem kwam
consulteeren over de vraag of zij kinderen kon krijgen. Zij was al
eenige jaren getrouwd en zij en haar man waren zeer gelukkig, alleen
ontbrak aan hun geluk dat zij geen kinderen hadden. Bij onderzoek
bleek het den gynaecoloog, dat hij met een mannelijke psh. te doen
had, met een geval dus van "erreur de sexe". Hij is zoo verstandig
geweest, die "dame" met vage troostwoorden naar huis te zenden en haar
niet het geheim van haar sexe te openbaren, om niet twee menschen,
die heel gelukkig waren, ongelukkig te maken. Of de openbaring hem
iets zou hebben gebaat, staat te bezien. In bijna alle gevallen die
Neugebauer meedeelt, zijn de mannelijke psh. t�ch als vrouw gehuwd en
hebben met hun man, die al of niet van hun toestand afwist, een zeer
gelukkig leven geleid. Neugebauer deelt mede, dat het hem ettelijke
malen is geschied, dat, wanneer hij den persoon op de erreur de sexe
opmerkzaam maakte, groot verdriet en onwil om van sexe te veranderen
het gevolg van zijn waarschuwing waren. Weinige maar stemden in
een verandering toe. In hoeverre bij de erreur de sexe de opvoeding
invloed heeft gehad, kan men niet goed bepalen. Moll ontkent dien
grooten invloed van de opvoeding op het sexueele leven of liever op
het zich man of vrouw voelen en zegt dat een of anderen dag de ware
sexe wel te voorschijn komt, tegen de verkeerde opvoeding in.[20]
Neugebauer is van tegenovergesteld oordeel en haalt eenige gevallen
aan, waarmee hij zijn opvatting bewijst.[21] Zeker is het, dat sommige
gevallen bekend en beschreven zijn, waarin, niettegenstaande de
verkeerde opvoeding, de echte sexe toch de overhand nam, terwijl
er andere voorbeelden zijn, waarin dat niet heeft plaats gehad. Het
is waarschijnlijk de kwestie en het hangt er van af, in welke mate
ontwikkeld de secundaire psychische geslachtskenmerken van de eene of
van de andere sexe al of niet aanwezig zijn.

Evengoed nu als er verwisseling om zoo te zeggen der primaire
geslachtskenmerken van de eene sexe naar de andere kan plaats vinden,
kan hetzelfde ook geschieden met de secundaire geslachtskenmerken.

De borsten, die in het algemeen goed ontwikkeld alleen bij vrouwen
voorkomen, terwijl de man slechts rudimenten--in ontwikkeling
achtergebleven--borsten vertoont, kunnen bij den man groeien en het
klierweefsel kan bij den man dermate ontwikkelen, dat de functie van
het mamma-weefsel aan die van de vrouwelijke borst gelijk wordt. In
de gevallen nu, waarin het borstklierweefsel bij den man even sterk
als bij de vrouw ontwikkeld is, heeft men te doen met wat men betitelt
met den naam van "gynaecomastie". Er zijn verschillende gevallen
bekend, waarin de man de functie van de vrouw overnam en in plaats
van deze, den zuigeling zoogde. In het bekende werk van Ploss-Bartels
"Das Weib", komen eenige zoodanige gevallen vermeld voor, onder andere
een door Alexander van Humboldt meegedeeld en een door Bernard van
Ornstein.[22] Darwin verhaalt van een neger, die zijn kind de borst
gaf en Geijll, de gynaecoloog, die vroeger te Dordrecht praktiseerde,
haalt verschillende gevallen aan, waarin �f de afgescheiden vloeistof
uit de mannenborst aan een microscopisch onderzoek is onderworpen en
waardoor is vastgesteld, dat de vloeistof inderdaad melk was, �f--en
deze gevallen door hem aangehaald, zijn door Volkmann, Israel, Stieda
en Gruber te boek gesteld--het mammaweefsel den bouw vertoonde van
dien der vrouwenborsten.[23]

Ook in den haar- en baardgroei vindt men die verwisseling. Ofschoon
het algemeen is, dat baard en snor alleen bij mannen voorkomen,
zijn er ettelijke gevallen bekend, waarin vrouwen een even
sterk-ontwikkelden baard droegen als een man. B�rillon te Parijs,
heeft in een boek "Les femmes � barbe" al de gevallen verzameld, die
bekend zijn van vrouwen met baarden. Twee "pr�cieuses" uit de 17e
eeuw, Madame Pilou en Madame Cornual, waarover in de Mercure de France
van het jaar 1907 een uitstekend opstel is verschenen[24], waren
bekend om hun mannelijken haartooi.

Wij behoeven er niet op te wijzen, dat een verwisseling in stemklank,
een diepe stem bij de vrouw en een hooge stem bij den man, dikwijls
voorkomt. Bij den man heeft in de puberteit een verandering in zijn
stemgeluid plaats; hij krijgt, zooals het genoemd wordt "den baard in
de keel", zijn stemgeluid wordt dieper. Ettelijke gevallen zijn er
bekend--en men behoeft maar rondom zich te luisteren om het zelf op te
merken--waarin mannen een hooge vrouwenstem behouden, terwijl vrouwen
een stemgeluid laten hooren, dat aan dat van een man doet denken.

Zelfs in de twee meest eigenaardige uitdrukkingen van de psyche, in
het handschrift en in den gang, vindt men die verwisseling. Hoevele
mannen hebben niet een handschrift, dat aan dat van de vrouw doet
denken, terwijl vrouwen een handschrift vertoonen, dat z�� sprekend op
dat van een man gelijkt, dat men er zich zeer gemakkelijk in vergist.

Even goed echter als die verwisseling plaats heeft in de primaire en
in de secundaire geslachtskenmerken, kan een verwisseling voorkomen
in de laatste groep der geslachtskenmerken, in de groep waarin wij
de geslachtsrichting hebben gerangschikt, namelijk dat de vrouw
zich tot den man en de man zich tot de vrouw geslachtelijk voelt
aangetrokken. Het kan geschieden, dat juist het omgekeerde plaats
heeft en dat de man geslachtelijk voor den man, de vrouw geslachtelijk
voor de vrouw voelt. Waar dit het geval is, hebben wij te maken met
de groote groep van menschen, die--zooals Marc Andr� Raffalovich
zegt--"d�s leur jeunesse, avant la pubert�, sont port�s spontan�ment,
sentimentalement, sensuellement, sexuellement, amoureusement,
intellectuellement vers d'autres individus du m�me sexe"[25], met de
homosexueelen, de urningen, de uranisten.

De naam "homosexueel" is afgeleid van het Grieksche ~homoios~--de
gelijke en het latijnsche "sexualis", in tegenoverstelling met hen,
die zich tot personen van de andere sexe voelen aangetrokken en die
"heterosexueelen" worden genoemd, dat is afgeleid van het grieksche
"~heteros~"--de een van twee en het latijnsche "sexualis". Het woord
"urning" door de Franschen vermooid tot "uranist", is het eerst door
Numa Numantius gebruikt, het pseudoniem van Karl Heinrich Ulrichs,
en is afgeleid uit een plaats in het Symposion van Plato. De Grieken
onderscheidden twee Aphrodit�s, de oudste geboren uit Zeus en Dione
was de Aphrodit� pand�mos, de jongste--Aphrodit� urania--is geboren
uit het zeeschuim, dat rondom het geslachtsorgaan van Zeus opspatte,
toen het door den jongste der Titanen, Kronos, was afgesneden en
in zee geworpen en is ontstaan zonder dat een vrouw aandeel in
haar wording heeft gehad. De Eros pand�mos is de liefde waarmede
alle menschen beminnen, terwijl die van Urania, waaraan geen vrouw
heeft deel gehad, de liefde van mannen tot mannen is. De liefde van
mannen voor mannen heet "paederastie", die van vrouwen voor vrouwen
"tribadie", welke namen dikwijls verkeerdelijk voor de geslachtsdaad
worden gebruikt. De geslachtsdaad tusschen mannen heet "pedicatie",
die tusschen vrouwen "amor lesbicus", terwijl de spiritueele liefde
tusschen mannen den naam "amor platonicus", die tusschen vrouwen dien
van "amor sapphicus" draagt.

Ik zal in de volgende bladzijden voornamelijk van den mannelijken
homosexueel, van den uranist spreken, omdat van dezen het meeste
bekend is en omdat de vrouwelijke homosexualiteit nog niet zoo grondig
is bestudeerd, al komt deze waarschijnlijk in even groote mate als de
mannelijke voor.

Even wil ik de opmerking maken, dat men wel moet onderscheiden
tusschen den uranist en hem die homosexueele geslachtsdaden doet.
De uranist doet wel homosexueele geslachtsdaden, maar blijft altijd
uranist, dat is iemand die zich geslachtelijk uitsluitend tot
personen van zijn eigen sexe voelt aangetrokken, terwijl hij die
homosexueele daden doet zeer goed een heterosexueel kan zijn.
Homosexueele daden plegen en uranist-zijn is niet hetzelfde en er
ligt een hemelsbreed verschil tusschen den heterosexueel, die door
gebrek aan vrouwen (in pensionaten, op schepen, in gevangenissen
waar de gevangenen gemeenschappelijk zijn opgesloten enz. enz.), uit
winstbejag (prostitutie) of uit vriendschap, homosexueele daden met
een homosexueel of zelfs met een anderen heterosexueel pleegt en den
echten uranist. De eerste toch zal, wanneer de gelegenheid weer daar
is, tot het heterosexueel geslachtsverkeer teruggaan, zijn ware natuur
weer laten gelden, terwijl de ander, die ook zijn ware natuur laat
gelden, homosexueel zal blijven.

Homosexueel geslachtsverkeer, hetzij dan door echte uranisten
of door heterosexueelen, is al van de verste oudheid bekend. De
godsdienstplechtigheden voor Ba�l gingen gepaard met homosexueele
geslachtsuitingen, evenals de plechtigheden bij den dienst van Isis.
Lydi�, Syri�, Perzi� waren bekend om het homosexueel geslachtsverkeer,
dat daar inheemsch was en het is waarschijnlijk daarop, dat Paulus
in zijn waarschuwing tegen den omgang met deze volken doelde.
Jezus had waarschijnlijk den uranist op het oog, toen hij (Matthe�s
19:12) sprak: "En er zijn gesnedenen die alzoo uit huns moeders
lichaam geboren worden.... begrijpe wie het kan". Bij de Joden
was de homosexueele geslachtsuiting strafbaar. In Leviticus 18:22
staat geschreven: "Bij een man zult gij niet liggen met vrouwelijke
bijligging, want het is een gruwel", terwijl in Leviticus 20:13
staat: "Wie bij een manspersoon zal hebben gelegen met vrouwelijke
bijligging, zij hebben beide een gruwel gedaan en zullen gedood
worden, hun bloed kome over hen". Herodotus en Hippocrates beschrijven
de verschijnselen van een ziekte die bij de Scythen voorkomt, de
Scythenziekte, ~th�leia nousos~, genaamd, waarbij de mannelijke personen
al de eigenschappen van een vrouw kregen en niet meer in staat waren
om voort te planten.[26] Dat het homosexueel geslachtsverkeer bij de
Grieken inheemsch was, bewijzen de legenden van Zeus en Ganymedes,
de overlevering van de verhouding tusschen Socrates en Alcibiades.
Ja, zoodanig was het homosexueel geslachtsverkeer in de Grieksche
maatschappij ingeweven, dat de geneesheeren, wanneer zij den eed
zwoeren, beloofden, in welk huis zij ook kwamen, dit alleen te
zullen doen voor het heil van de zieken "en zich te zullen onthouden
van wellustige daden op de lichamen der vrouwen en der mannen,
zoowel vrijen als slaven".[27] Wat het Romeinsche Rijk betreft,
heeft Petronius ons beschrijvingen van het dagelijksch leven der
Romeinen nagelaten, waaruit duidelijk blijkt hoezeer het homosexueel
geslachtsverkeer daar gewoonte was. Caesar, dien wij als een geheel
ander man zien, naar wat wij over hem hebben geleerd in "de Bello
Gallico", was bisexueel en werd "de man van alle vrouwen en de vrouw
van alle mannen" bijgenaamd. Nero's homosexualiteit en zijn verhouding
met den vrijgelatene Rufus zijn bekend, terwijl de uitspattingen van
Heliogabalus, die als zonnepriester zich bij voorkeur in vrouwelijke
kle�ren vertoonde, door verschillende schrijvers vermeld zijn.
De verhouding van Hadrianus met Antinous, den prachtig-gevormden
jongeling, over wiens dood altijd een geheimzinnige sluier is
gebleven, is te dikwijls genoemd, dan dat ik er nog melding van behoef
te maken.

Ik wil hier en daar een greep uit de geschiedenis doen, en ga over
tot de middeleeuwen. In het werk van Karl Julius Weber, "Das Pabstthum
und die P�bste", lezen wij van de homosexueele daden die in de
kloosters in de middeleeuwen werden gepleegd, niettegenstaande het
telkens herhaald verbod en de straffen er op gesteld. Paul Zacchias
en Ludovicus Claepius hebben hoofdstukken in hun werken gewijd aan den
"Crimen sodomiae" en men vindt elders verhaald, hoe in den tijd der
minnestreelen, niettegenstaande de schijnbaar groote vereering voor
de vrouw, homosexueele handelingen naast die vereering voorkwamen.
Vorstelijke personen zijn uranist geweest. Wij noemen Jakobus den
eerste van Engeland en Eduard den derde. Aan het Fransche Hof waren
homosexualiteit en homosexueele geslachtsdaden zoo gebruikelijk
en zoo ingeweven, dat Elisabeth Charlotte, de schoonzuster van
Louis Quatorze aan de keurvorstin Sophie schreef: "wie zijn kind
lief heeft, moet het niet aan het Fransche hof sturen. De daden
waarom Sodom en Gomorrha zijn verwoest, zijn niets, vergeleken bij
de schandelijkheden die hier geschieden. Mannen leven met mannen,
vrouwen leven met vrouwen en behalve de koning, de koningin en de
Dauphin, is hier niemand te vertrouwen". De homosexueele daden en
het uranisme, gepaard met verregaande effeminatie, van den broer van
Louis Quatorze, van Philippe, Duc d'Orl�ans, waren algemeen bekend,
evenals zijn verhouding met den Chevalier de Lorraine en den Marquis
d'Effiat. Trouwens hij had een voorganger gehad in Hendrik den derde
die, psychosexueel hermaphrodiet, na eerst een heterosexueele liefde
te hebben gevoeld voor Marie de Cl�ves en andere vrouwen, zich later
als homosexueel deed kennen.[28] Duitschland is niet vrij gebleven
wat zijn vorsten betreft. Frederik de Groote en zijn broeder Heinrich
waren uranisten, evenals Rudolph de tweede van Habsburg, een feit dat
Heine in zijn Schlosslegende, die men alleen in de oude Hamburgsche
uitgaven vindt en die men uit de latere uitgaven heeft verwijderd,
heeft bezongen en die een van de redenen is geweest, of er zeker toe
heeft bijgedragen, dat men hem uit Duitschland heeft verbannen. Van
de latere Europeesche vorsten wil ik alleen Ludwig den 2e van Beijeren
noemen, den krankzinnig-geworden uranist, aan wien wij het te danken
hebben, dat de muziek van Wagner is bekend geworden[29], terwijl
ik--uit vrees dat ik misschien wegens majesteitsschennis zou vervolgd
worden--de namen van tegenwoordig levende vorstelijke personen liever
wil verzwijgen.

Ook onder geleerden vindt men uranisten. Winkelmann, de vriend van
Goethe, was uranist en werd te Tri�st door Arcangeli, met wien hij
in een homosexueele verhouding leefde, vermoord. Johannes v. M�ller
was uranist, even als de schrijver Grillparzer en de dichter August
v. Platen.[30] Michel Angelo was uranist, al wil men ook beweren,
dat hij wel degelijk een vrouwenliefde in zijn leven heeft gehad,
de liefde van Vittoria Colonna. Behalve zijn sonnetten, die--al is
het geen onomstootelijk bewijs--er voor pleiten, was zijn omgang
en zijn verhouding tot Thomaso de Cavalieri van dien aard, dat de
waarschijnlijkheid voor zijn homosexueel voelen een zeer groote is.
Ook bij latere artiesten vindt men uitgesproken uranisme. Oscar Wilde
was uranist, wat hem het proces heeft op den hals geschoven, dat
zijn veroordeeling tengevolge heeft gehad, een proces dat als een
der grootste schandalen in de historie der Engelsche rechtspleging
zal blijven bestaan.[31] Van Walt Whitman[32] zegt men, dat hij
uranist was, ofschoon er in den laatsten tijd stemmen opgaan, die het
tegendeel volhouden.[33] Paul Verlaine, de po�te maudit, was bisexueel
en heeft, iets wat van algemeene bekendheid is, een homosexueele
verhouding met Arthur Rimbaud gehad.[34] Onder de krijgslieden kan
ik U le grand Cond� noemen en generaal Mac Donald, die zich in den
Boerenoorlog heeft onderscheiden en den naam van "fighting Mac"
heeft gekregen.[35] Wanneer ooit een regeering zich huichelend en
verachtelijk heeft gedragen, is het de Engelsche geweest, die zelfs
geweigerd heeft, nadat Mac Donald om zijn uranisme in den dood was
gejaagd, zijn begrafenis met militaire eer te laten plaats hebben.
En ten laatste is het nog niet zoolang geleden, dat men zou vergeten
hebben, dat Krupp,[36] de groote industrieel, zich van het leven
heeft beroofd, omdat hij uranist zijnde, voor de vervolgingen waarmee
paragraaf 175 hem bedreigde, bevreesd was.[37] Het zou mij gemakkelijk
vallen deze lijst met nog vele namen te vergrooten.

Ofschoon er reeds in de geschriften van Restif de la Bretonne[38],
in die van Casanova[39], in die van Montesquieu[40] en die van
Voltaire[41] van de homosexualiteit en van het uranisme wordt melding
gemaakt, duurde het tot het einde van de 18e eeuw, voordat de aandacht
van de geleerden op het onderwerp werd gevestigd. Meiners[42] was
de eerste, die een aantal feiten verzamelde en die te boek stelde,
waaruit men over het uranisme en de homosexualiteit eenigszins op de
hoogte kon komen. Niettegenstaande na hem Ehrenberg[43], Bri�re de
Boismont[44], H�ssli[45], Mich�a[46] en anderen over het onderwerp
schreven, ging het vraagstuk onopgemerkt aan de aandacht voorbij
en was het Casper, de Duitsche gerechtelijk-geneeskundige, die in
het jaar 1852 de kwestie weer ter sprake bracht.[47] Merkwaardig
mag men het noemen, dat waar Casper reeds toen verkondigde, dat
homosexualiteit en uranisme niet altijd de gevolgen zijn van
zedebederf en van onzedelijkheid, de tegenovergestelde opvatting
door de jaren heen, niettegenstaande de tegenwerpingen van den
kant der nieuwere onderzoekers ingebracht, tot nu toe heeft stand
gehouden. Weer geraakte het vraagstuk op den achtergrond, totdat in
het jaar 1870 of omstreeks dien tijd v. Krafft-Ebing zijn beroemd
werk "Psychopathia sexualis" in het licht gaf. Kort v��r hem, had
de Hannoversche assessor Karl Heinrich Ulrichs, onder het pseudoniem
Numa Numantius, reeds in het jaar 1864, de eerste brochures van de
reeks van twaalf, over het uranisme het licht doen zien, waarin hij
het eerst den naam urning gebruikte.[48] Behalve dat Ulrichs op den
juristendag te M�nchen, waar hij zijn opvattingen over het vraagstuk
wilde verkondigen, bijna van het spreekgestoelte werd gesleurd en men
het hem door kabaal en fluiten onmogelijk maakte om zijn redevoering
ten einde te brengen, werd er niets gedaan om het vraagstuk dieper
te doorgronden. Na v. Krafft-Ebing echter, en door zijn werk, was
de aandacht voor goed op de kwestie gevestigd en weldra verschenen
er in Duitschland, even als in Frankrijk mededeelingen over gevallen
van homosexualiteit en uranisme. Toch bleef een geregeld doorgevoerde
studie nog uit, niettegenstaande Albert Moll zijn boek over "Kontr�re
Geschlechtsempfindung" had geschreven. Door het oprichten van het
"Wissenschaftlich-humanit�re Comit�e" in het jaar 1898 door Dr.
Magnus Hirschfeld te Berlijn, dat ten doel heeft de geslachtelijke
tusschentoestanden en vooral de homosexualiteit te bestudeeren, werd
de aandacht voor goed op het vraagstuk gevestigd, vooral ook omdat een
van de eerste daden van het Comit�e was, een petitie tot de Regeering
te richten, waarbij verzocht werd, paragraaf 175, de zoogenaamde
"urningen-paragraaf", uit het strafwetboek te verwijderen. Deze
paragraaf toch, hebben wij gezien, stelt de geslachtsuitingen tusschen
mannen strafbaar en geeft tot niet anders dan tot chantage aanleiding,
terwijl er tevens een groote onbillijkheid in ligt opgesloten, omdat
wel de geslachtsdaden tusschen mannen, maar niet die tusschen vrouwen
worden strafbaar gesteld.

Door het optreden van het Wissenschaftlich-humanit�re Comit�e werd, om
zoo te zeggen, de betoovering gebroken, waarin het onderwerp scheen te
zijn bevangen en van alle kanten, zoowel in Duitschland als in andere
landen, zagen de werken over uranisme en homosexualiteit het licht.
In Duitschland waren het o. a. N�cke, Fuchs, Karsch, Iwan Bloch,
v. Schrenck-Notzing, Benedikt Friedl�nder, om maar enkele te noemen,
die hun onderzoekingen en hun opvattingen omtrent het vraagstuk het
licht deden zien. In Engeland begon Havelock Ellis een studie-reeks
over het normale en het afwijkende geslachtsleven, een boeken-rij
die--om de merkwaardigheid dient het vermeld te worden--vertaald in
het Duitsch en in Duitschland verschijnen moest, omdat de schrijver
in het prude Engeland geen uitgever voor werken, over een dergelijk
onderwerp handelend, kan vinden. In Frankrijk waren het Chevalier,
Laupts (een pseudoniem, zooals hij mij meedeelde, omdat hij onder
zijn eigen naam over dit onderwerp niet durft schrijven, uit angst
zijn betrekking te zullen verliezen), Laurent, Lacassagne, Raffalovich
(Marc Andr�); in Itali� Penta, die de Archivio di Psychopathie
sessuali uitgaf, waarvan--jammer genoeg--maar ��n jaargang het
licht heeft gezien, terwijl in ons land, behalve een opstel van
mijn hand in de Psychiatrische en neurologische bladen van het jaar
1891[49] het werkje "Ongekend leed" en "Het Uranisch gezin" van
Dr. v. R�mer,[50] met het reeds genoemde rapport op het congres
voor crimineele anthropologie in het jaar 1901[51] en een brochure
die ik onder het pseudoniem "Karl Ihlfeld" heb geschreven,[52] het
licht zagen. Een vertaling van het boekje van Wirz "Der Urani�r
vor Kirche und H. Schrift"[53], alsmede een vertaling van het werk
van Hirschfeld "Ursache und Wesen des Uranismus"[54] zijn daarna in
Holland uitgegeven.

Gaan wij na welke opvattingen er over het uranisme en over de
homosexualiteit heerschen, dan zien wij, dat vier opvattingen
voornamelijk om den voorrang strijden.

De eerste opvatting is die, dat uranisme, dat homosexualiteit
een gevolg is van een onzedelijk leven, van zedenbederf, van
overprikkeling op geslachtelijk gebied, dat uranisme verkregen
wordt door slecht voorbeeld, door verleiding en dat zij, die zich
gedurende hun leven hebben te buiten gegaan aan heterosexueele
geslachtsuitingen, eindelijk tot homosexueele daden hun toevlucht
nemen, om aan hun behoefte naar nieuwe prikkels te voldoen. Deze
opvatting van "verkregen uranisme" nu wordt door niemand meer
gehuldigd, die zich ook maar eenigszins in de studie van het onderwerp
heeft verdiept en alleen zij, die niets van het onderwerp weten en
zich niet de moeite willen geven om het te bestudeeren, maar die zich
tevreden stellen met steeds maar anderen na te praten, houden nog aan
die opvatting vast.

Dat die opvatting in de wereld is gekomen en blijft bestaan, is niet
te verwonderen. Men dacht en denkt aan de uitspattingen gedurende de
d�cadence van het Romeinsche Rijk, waarin homosexueele geslachtsdaden
gewoonte waren, maar vergeet er bij dat de heterosexueele
uitspattingen toen ter tijd evenzeer een enormen omvang hadden
aangenomen. Trouwens wij weten betrekkelijk zeer weinig van de
Romeinsche maatschappij in dien tijd af, al kennen wij ook de verhalen
van Petronius en anderen en zeker is het voor ons onmogelijk uit te
maken, of de homosexueele geslachtsdaden ons uit dien tijd vermeld,
de daden van echte uranisten waren of daden door mannelijke prostitu�s
of andere heterosexueelen gepleegd. Een bewijs echter tegen de
meening, dat het uranisme--en zelfs dat het plegen van homosexueele
geslachtsdaden--altijd een gevolg van depravatie, van zedenbederf
en van decadentie moeten zijn, is dat in den tijd van Pericles,
in den bloeitijd van Athene, in de gouden eeuw, het homosexueel
geslachtsverkeer in Griekenland om zoo te zeggen algemeen was.

Dat de opvatting, dat uranisme en homosexualiteit een gevolg van
uitspattingen op geslachtelijk gebied zijn, is ontstaan en bestaan
blijft is te begrijpen. Men heeft de gevallen gezien van beginnende
ouderdoms-kindschheid, van beginnende dementia paralytica e. d.,
waarbij zich dikwijls in het begin ethische en moreele defecten
openbaren, waarbij zoo dikwijls een gebrek, een verkeerde handeling
op zedelijk gebied de eerste aanduiding van de ziekte is, en heeft
daaruit het besluit meenen te mogen trekken, dat deze handelingen
het gevolg waren van vroeger-gepleegde uitspattingen en overprikkelde
zinnelijkheid. Wij weten echter, dat het plegen van homosexueele
geslachtsdaden volstrekt niet gelijk mag gesteld worden met uranisme
en dat het plegen van homosexueele geslachtsdaden ook een gevolg
van geestesstoornis kan zijn. Psychiaters kunnen getuigen, hoevele
malen in de gestichten lijders aan dementie, of lijders aan andere
psychosen, op het plegen van dergelijke daden betrapt worden.

En nog een oorzaak is er, waardoor men tot deze depravatie-opvatting
is gekomen. Men heeft gevallen gezien van zoogenaamde "tardieve
homosexualiteit", het opkomen van homosexueele geslachtsgevoelens
op een zekeren leeftijd, v��r welken de persoon uitgesproken
heterosexueel was. Dit verschijnsel dat nog niet goed bestudeerd
en zeker nog niet verklaard is, komt meer voor dan men oppervlakkig
zou meenen en de meeste gevallen, waarin men er van spreekt, dat
iemand na een leven van heterosexueele uitspattingen homosexueel is
geworden, berusten op het plotseling of langzamerhand te voorschijn
komen van deze tardieve homosexualiteit. Trouwens in sommige gevallen
kan de heterosexualiteit evenzoo tardief optreden. Mij is een geval
bekend van een jongen man, die tot zijn vier en twintigste jaar
uitgesproken en zeer duidelijk homosexueel was, die een of meer
homosexueele verbintenissen heeft gehad en niet anders dan homosexueel
aan zijn geslachtsdrift kon voldoen, en die langzamerhand zijn
geslachtsrichting heeft voelen veranderen en nu reeds eenige jaren
uitgesproken heterosexueel voelt. Zoowel de heterosexualiteit als de
homosexualiteit echter zijn in die richting nog te weinig onderzocht
en de heterosexualiteit wel het minst, zoodat men over deze kwestie
nog geen zeker en nauwkeurig oordeel kan vellen. Een zekerheid echter
is, dat die vorm van tardieve homosexualiteit bestaat en bestaan kan.

Wat nu echter tegen die onzedelijkheidsopvatting en tegen de
meening, dat homosexualiteit door slecht voorbeeld en door omgang met
homosexueele, onzedelijke individuen kan verkregen worden, spreekt,
is dat het omgekeerde nooit nog is gezien. Wanneer het waar is, dat
men na heterosexueele uitspattingen er gemakkelijk--door behoefte
naar overprikkeling--toe komt, om homosexueele geslachtsdaden te
doen, dan moet het ook kunnen dat een homosexueel--ten gevolge van
oververzadiging door homosexueele geslachtsdaden--zijn toevlucht tot
heterosexueele geslachtsdaden gaat nemen. Iets dergelijks nu is nog
nooit opgemerkt en in de geheele literatuur over het uranisme en over
de homosexualiteit is daarvan geen enkel voorbeeld te vinden, terwijl
toch onder de homosexueelen even goed als onder de heterosexueelen
losbollen en onzedelijke individuen worden gevonden! Te wenschen ware
het w�l, dat het zou kunnen, dat men door overdadige heterosexueele
uitspattingen homosexueel kon worden. Dan toch zou het omgekeerde ook
het geval zijn en zou er een prachtig geneesmiddel gevonden zijn, om
den homosexueel van zijn, door de maatschappij zoo verachte, neigingen
te genezen. Tot nog toe echter heeft men nog niet kunnen ontdekken,
of een zoodanige genezing of verandering bij een gedepraveerden
homosexueel heeft plaats gehad.

En wat eveneens pleit tegen de opvatting, dat homosexualiteit
kan verkregen worden, is dat waar de onanie z�� verbreid is, het
percentage homosexueelen zoo betrekkelijk klein is en blijft. Volgens
de meening van Rohleder[55] toch gaat 90% van het mannelijk geslacht
zich in zijn jeugd aan onanie te buiten en een groot percentage
daarvan pleegt, gedurende langer of korter tijd, mutueele onanie.
Andere schrijvers achten het percentage niet zoo hoog, maar zijn
het er toch over eens, dat het cijfer tamelijk groot is. Wanneer
nu door homosexueelen omgang homosexualiteit verkregen zou kunnen
worden, dan zouden zeker meer mannen dan nu homosexueel worden. Het
percentage toch der homosexueelen is, zooals wij straks nog nader
zullen bespreken, niet meer dan 2.3%. En wat wel het meeste er tegen
pleit, dat homosexualiteit zou kunnen verkregen worden, is, dat het
zoovele malen gebeurt en gebeurd is, dat bij heterosexueelen--die in
hun jeugd gedurende zeer langen tijd met een homosexueelen vriend een
homosexueele verbintenis hebben gehad, hetzij uit vriendschap of omdat
zij het niet wilden weigeren, of omdat zij meenden dat dat de ware en
eenige vriendschaps- en liefdesuiting is, onbekend met hun voelen en
hun ziel--op een gegeven tijdstip hun ware gevoel wakker wordt en dat
hun heterosexualiteit begint te spreken, zoodat zij de homosexueele
verbintenis afbreken en een huwelijk met een vrouw sluiten uit
liefde en uit heterosexueel gevoel. Wanneer homosexualiteit en
uranisme zouden kunnen verkregen worden, dan zeker zou men onder
die heterosexueelen toch menschen moeten aantreffen, die door hun
homosexueelen omgang homosexueel of uranist zijn geworden. Zoo iemand,
dan zijn zij wel in de gelegenheid geweest om van geslachtsrichting te
veranderen.

Nogmaals, geen der onderzoekers, die zich ernstig met het vraagstuk
heeft bezig gehouden of zich er nog in verdiept, huldigt de
onzedelijkheidsmeening en alleen zij, die niets van het onderwerp
weten of er niet of maar ten halve van op de hoogte zijn, houden nog
aan deze opvatting vast.

Een tweede opinie is, dat homosexualiteit, dat uranisme een
uitvloeisel is van een stoornis in de geestvermogens van het individu,
dat uranisme een psychopathie is.

Tot een zekere hoogte is v. Krafft-Ebing de schuld, dat deze opvatting
ontstaan is en zich verbreid heeft. Hij toch is de eerste geweest,
die van "psychopathia sexualis" heeft gesproken. En wel hadden
Jolly en Moeli gelijk, toen zij in een zitting van de "Gesellschaft
f�r Psychiatrie und Nervenheilkunde" te Berlijn, toen de benaming
en het onderwerp, door v. Krafft-Ebing ingeleid, ter sprake kwam,
de vrees uitten, dat men door dezen naam een verkeerden indruk
zou krijgen en dat daardoor de opvatting der monomanie�n, die met
moeite was losgelaten, weer in de gedachten zou komen.[56] Het is
geschied zooals Jolly en Moeli hebben gevreesd en niettegenstaande
v. Krafft-Ebing later zijn eigen opvatting, als zou het uranisme een
psychopathie zijn, heeft tegengesproken en in het derde deel van het
Jahrbuch f�r sexuelle Zwischenstufen heeft bekend, dat hij zich heeft
vergist en dat uranisme zich kan voordoen bij volkomen intactheid der
geestvermogens, is de meening bij het publiek en bij het grootste
deel der geleerden, dat geen kennis heeft genomen van den omkeer van
v. Krafft-Ebing, blijven bestaan.[57]

Te verwonderen is het niet, dat v. Krafft-Ebing tot zijn opvatting
kwam. Hij toch bestudeerde de afwijking bij de patienten in
zijn krankzinnigengesticht, bij wie--zooals wij reeds hebben
opgemerkt--homosexueele geslachtsdaden als uiting van hun
geestesstoornis tamelijk dikwijls voorkomen. De psychiaters, die
op zijn voetspoor het onderwerp eveneens bij de patienten in de
gestichten bestudeerden, meenend--zooals tegenwoordig nog maar
steeds het geval is--dat het onderwerp op het gebied van den
psychiater en niet op dat van den gewonen geneesheer behoort (de
gewone geneesheeren, niet-specialisten, zijn van eenzelfde opinie),
moesten wel tot een zelfde conclusie komen. Zij, evenmin als
v. Krafft-Ebing het had gedaan, dachten aan de onwillekeurige
selectie die zij instelden, niet denkend aan het aantal uranisten
dat niet in krankzinnigengestichten en--normaal van geestvermogens--wel
in de maatschappij verkeert en nooit de gedachte krijgt om zich tot
een psychiater te wenden. Waarom toch zouden zij dat doen? Geestelijk
en wat hun ziel betreft, voelen zij zich geheel normaal en wanneer
zij eenmaal op de hoogte van hun geslachts-verschil zijn, is er geen
enkele reden voor hen zich tot een psychiater om raad en hulp te
wenden. Dit groote aantal uranisten en homosexueelen nu, hebben
v. Krafft-Ebing en de psychiaters over het hoofd gezien en dit zien
de meeste psychiaters nog altijd over het hoofd en het is zeer
waar wat N�cke zegt, namelijk, dat "wat psychiaters, neurologen en
gerechtelijk-geneeskundigen van homosexueelen onder de oogen komt,
meestal abnormaal is, maar dat men dit daarom niet in algemeenen zin
mag toepassen. Deze artsen zijn daarom in zake homosexualiteit meer of
minder incompetent, wijl zij juist de duizenden urningen, die gewoon
in de maatschappij leven, niet kennen".[58]

Wanneer men nu, behalve de verbeterde uitspraak van v. Krafft-Ebing
zelf, de uitspraken van de competente onderzoekers op dit gebied
nagaat, de uitspraken van Hirschfeld, die minstens 5000 uranisten
heeft onderzocht, van Fuchs, van N�cke, Bloch, v. Schrenck-Notzing,
dan ziet men dat geen van hen het oordeel dat uranisme een
psychopathie is, is toegedaan. Noch Lacassagne, noch Havelock Ellis,
noch v. R�mer, die alle ettelijke uranisten hebben onderzocht, hebben
zich dan ook in die richting uitgesproken, integendeel hebben zij
de opvatting "psychopathie" met alle kracht tegengesproken. Wat mijn
eigen onderzoekingen betreft, al is het aantal uranisten dat ik heb
onderzocht niet z�� groot, dat ik mij als de evenknie van de genoemde
onderzoekers durf opwerpen, toch heb ik nog geen enkelen uranist
ontmoet, bij wien ik een geestesstoornis of een ziekelijke stoornis
in de geestvermogens heb kunnen vaststellen. Wel heb ik in eenige
krankzinnigengestichten lijders gezien, die nu en dan pogingen deden
om homosexueele geslachtsdaden te doen, maar bij dezen waren de daden
een gevolg van hun psychisch defect en niet van hun homosexualiteit of
van hun uranisme.

Ook de opvatting "psychopathie" wordt dan ook niet meer door de
competente onderzoekers van dit onderwerp verdedigd.

Schijnbaar meer naar waarheid is de opvatting, dat uranisme en
homosexualiteit een degeneratie, of een verschijnsel van degeneratie
is.

Nu wil het mij echter voorkomen, of men in den laatsten tijd wat al
te veel gebruik en zelfs misbruik van het woord "degeneratie" maakt.
Alle menschelijke uitingen, die niet zoo dadelijk geweten, gevoeld
of begrepen worden, is men maar al te veel geneigd met het woord
degeneratie te bestempelen. Daarenboven zegt het woord "degeneratie"
betrekkelijk weinig, en zeker is het niet een verklaring. Door het
woord te gebruiken, stelt men vele malen een ander woord in de plaats
voor het verschijnsel of het feit dat niet begrepen of geweten wordt.

Gaan wij echter nauwkeuriger na, welke verklaring men van
"degeneratie" heeft gegeven, dan zien wij al heel spoedig, dat
geen der definities past voor het uranisme. Magnan zegt, dat
degeneratie "de ziekelijke toestand van het individu is, dat in
vergelijking met zijn ouders, constitutioneel verminderd is in
zijn psycho-physisch weerstandsvermogen en slechts onvolkomen de
biologische voorwaarden om den erfelijken strijd om het bestaan vol
te houden, verwezenlijkt"[59]. Wertheim Salomonson zegt, "dat wij
dan degeneratie kunnen constateeren, wanneer wij bij een individu
een zoodanige afwijking van het type ontmoeten, dat wij, uit de
ervaring van soortgelijke gevallen opgedaan, mogen besluiten, dat
deze vermoedelijk op het kroost in meer ernstigen vorm zal worden
overgedragen, terwijl zij bij de ouders reeds in meer gemitigeerden
vorm aanwezig was."[60] M�bius voert aan, dat wij met "degeneratie
zoodanige ongunstige afwijkingen van het type kunnen bestempelen, die
een zekere grootte bereiken, blijvend zijn en door erfelijkheid op de
nazaten kunnen overgaan",[61] terwijl Hoche degeneratie een "aus der
Art schlagen" noemt en eveneens van "ongunstige afwijkingen van het
type" spreekt.[62]

Vergelijken wij den uranist en het leven van den uranist met deze
definities, dan zien wij, dat waar van een type wordt gesproken,
nergens een type van een man of van een vrouw kan worden aangetoond.
Wij hebben gezien, dat wij--omdat het type ontbrak--gedwongen waren
om alleen met de eigenschappen, die bij de overgroote meerderheid
der sexen voorkomen, rekening te houden. Wat dus "afwijking
van het type" moet leeren, is niet duidelijk. Wat betreft het
overgaan der afwijkingen op de kinderen, het is door verschillende
onderzoekers bewezen, dat in de ascendentie van den uranist geen of
bij uitzondering uranisten voorkomen en dat ook in de nakomelingschap
van den uranist (soms toch krijgt de uranist, die om verschillende
redenen kan getrouwd zijn, kinderen) geen of zeer weinig uranisten
voorkomen. De meeste uranisten komen te midden van een familie van
gewone broeders en zusters te voorschijn en in de meeste gevallen
is er geen familielid aan te wijzen, bij wien men dezelfde of een
dergelijke afwijking kan vinden. De meeste uranisten nu krijgen geen
kinderen, omdat zij niet trouwen. En wat dien levensstrijd aangaat,
ik geloof niet dat iemand zal durven beweren, dat mannen als Frederik
de Groote, Cond�, Mac Donald, Krupp en anderen de bewijzen hebben
gegeven, dat zij de voorwaarden om den levensstrijd vol te houden,
onvoldoende hebben verwezenlijkt!

Volkomen waar is het, dat de degeneratie zich niet bij de kinderen in
denzelfden vorm als bij de ouders behoeft te openbaren, maar dat de
kinderen andere verschijnselen van degeneratie dan de ouders kunnen
vertoonen. Vraagt men nu echter, of er in de ascendentie van den
uranist zooveel meer en zooveel ernstiger vormen van degeneratie
voorkomen, dan in de familie of ascendentie van den heterosexueel,
dan moeten wij ontkennend antwoorden. Immers mag men dan pas van de
degeneratie van een persoon spreken, wanneer er verschillende ernstige
afwijkingen van het normale (s. v. v.) bij hem te vinden zijn en
wanneer over 't algemeen zijn geschiktheid om mee te bestaan en zijn
plaats in de samenleving te vervullen in hooge mate is getroffen.[63]
Door v. R�mer is in zijn werk "Het uranisch huisgezin" voldoende en
uitstekend aangetoond, dat degeneratie in de ascendentie van uranisten
volstrekt niet erger en zwaarder is, dan in die van heterosexueelen.
Trouwens ook andere onderzoekers, waaronder Hirschfeld in de eerste
plaats, hebben aangetoond, dat bij den uranist van degeneratie
in erger mate dan bij den heterosexueel, geen sprake is. Wat mijn
eigen onderzoekingen betreft, ben ik tot dezelfde uitkomst als de
andere onderzoekers gekomen en heb ik noch in de ascendentie der
uranisten die ik heb onderzocht, noch bij de personen zelf, zoo veel
of zoo groote degeneratie kunnen vinden, dat ik daaruit het besluit
zou durven trekken, dat de uranist per se gedegenereerd is of het
slachtoffer van degeneratie in zijn familie zou zijn. Onder al de
uranisten die ik heb onderzocht, heb ik maar ��n gevonden, bij wien
een zeer sterk uitgesproken degeneratie was aan te toonen en in wiens
familie, zoowel in de directe ascendentie als in de zijlini�n een
zware belasting waarschijnlijk de schuld was, dat de uranist zelf
een immoreel en lichamelijk gedegenereerd individu is geworden. In
hoeverre nu zijn uranisme van die degeneratie afhankelijk was, weet ik
niet te zeggen en is ook moeilijk aan te toonen.

Mocht dit alles nog niet genoeg bewijzen, dan wil ik daarenboven
vermelden, dat--zooals uit verschillende bronnen blijkt--uranisme
en homosexualiteit ook bij wilde en primitieve volken voorkomt.
Zoowel in "Untrodden fields of anthropology"[64] als in het opstel
van Karsch[65] en in het werk van Havelock Ellis[66] vindt men meer
of minder uitgebreide mededeelingen daaromtrent. Burton heeft in
zijn "Arabian Nights"[67] een gedeelte van de wereldbol afgebakend,
welke hij de "sodatic Zone" noemt en die al de volken omvat, bij
wie uranisme en homosexualiteit inheemsch is. Het is opmerkelijk,
dat in die "sodatic zone", de primitieve en wilde volken de grootste
plaats innemen. En men mag en kan toch niet aannemen, dat degeneratie,
depravatie en zedebederf bij primitieve en wilde volken even ver
zouden zijn voortgeschreden, als in het beschaafde Europa!

De vierde opvatting, dat het uranisme een vari�teit is, blijft ons
ter bespreking over. Deze opvatting is m. i. de ware en ik zou haast,
met een variant op het bekende Fransche woord, willen zeggen: si
elle n'existait pas, il faudrait l'inventer, z�� logisch staat de
homosexualiteit op de lijn der geslachtsrichting, z�� onweerlegbaar
moet zij te vinden en aan te wijzen zijn.

In zijn bekend werk "Oorsprong en bevruchting der bloemen" zegt
Hugo de Vries: "het geheele probleem der erfelijkheid draait in
hoofdzaak om de vraag naar het aandeel van den vader en de moeder
aan de eigenschappen van het individu. De eene eigenschap heeft een
mensch van zijn vader, de andere van zijn moeder. Ziedaar het feit.
Slechts in schijn is elk mensch ten opzichte van het probleem der
erfelijkheid een eenheid. In zijn binnenste is hij een dubbelwezen.
Naast elkaar liggen in hem de erfstukken van zijn vader en van zijn
moeder. Nu eens werken zij samen, dan weer werken zij tegen elkaar, nu
eens overheerscht het eene, dan weer het andere.... Elk levend wezen,
dat door geslachtelijke voortplanting is ontstaan, vereenigt in zich
de erfdeelen van zijn ouders. Deze liggen in hem als een moza�ek,
wel innig vermengd, maar toch gescheiden.... Alle lichaamskernen zijn
dus dubbelkernen, alle geslachtelijk ontstane wezens dubbelwezens,
die levenslang hun dubbelen oorsprong verraden en die in bijzondere
gevallen dit op een bijzondere en in het oog vallende wijze doen".[68]

Wij hebben gezien, dat de kenmerken van de eene sexe bij de andere
sexe kunnen voorkomen. Wij hebben gezien, dat dit zoowel wat de
primaire als wat de secundaire geslachtskenmerken betreft, het geval
kan zijn en ook dat de psychische eigenaardigheden, die men voor
specifiek voor de eene sexe houdt, even goed bij de andere sexe kunnen
voorkomen. De psychische eigenschap, de geslachtsrichting, nu kan
even goed een wisseling vertoonen en de eigenschap, die in de meeste
gevallen specifiek voor den man is, kan bij de vrouw voorkomen even
goed als het omgekeerde het geval kan zijn.

Dat de uranist, dat de homosexueel een vari�teit is, kan men op
de volgende wijze aantoonen. Nemen wij een denkbeeldige lijn en
plaatsen wij aan de beide uiteinden daarvan, aan de eene zijde de
man met 100% mannelijke eigenschappen--wanneer die bestaat; geen
enkele man heeft die 100% mannelijke eigenschappen, omdat in iederen
man ook vrouwelijke lichamelijke eigenschappen zijn aan te toonen
(de prostata, de rudimenten van de borsten enz.)--aan de andere
zijde de vrouw met 100% vrouwelijke eigenschappen--ook weer, wanneer
die bestaat; op de vrouw is mutatis mutandis hetzelfde als op den
man van toepassing--dan kunnen wij op die lijn de verschillende
vari�teiten vinden, die al naar gelang den kant van waar wij beginnen,
overwegend mannelijke eigenschappen en heel weinig vrouwelijke hebben,
of omgekeerd. Zoo voortgaande tot het midden van de lijn, zullen
en moeten wij noodzakelijk op dit midden den volkomen hermaphrodiet
vinden. Wanneer wij op dezelfde wijze met den heterosexueel en
den homosexueel te werk gaan, dan zien wij, dat waar aan het eene
einde van de lijn de absolute heterosexueel staat (wanneer deze
absolute heterosexualiteit bestaat), aan het andere einde de absolute
homosexueel (wanneer deze absolute homosexualiteit bestaat) moet
komen. In het midden komt de bisexueel, de zoogenaamde psycho-sexueele
hermaphrodiet. Dat er noch een absolute hetero- noch een absolute
homosexualiteit bestaat, is te begrijpen. Een individu erft toch
van zijn vader en van zijn moeder, van zijn grootvader en van
zijn grootmoeder en van de geheele ascendeerende reeks mannen en
vrouwen, die aan zijn vorming--door zijn grootouders en zijn ouders
heen--hebben deelgenomen. In iederen heterosexueel zit een gedeelte
homosexualiteit, al is dat ook nog zoo klein, even goed als er in
iederen homosexueel een gedeelte heterosexualiteit is, al is dit
ook nog zoo klein. Het zou wonder zijn, wanneer het individu wel
in zijn lichamelijke eigenschappen, maar niet in zijn psychische,
van de andere sexe in zijn ascendentie zou erven. Of nu in het
midden van de lijn de bisexueel staat, die precies evenveel hetero-
als homosexualiteit heeft, kan niet met zekerheid gezegd worden.
Theoretisch gesproken, moet het zoo zijn. Maar of er een individu
bestaat, dat een zoo precies-gedeelde geslachtsrichting bezit, is niet
bekend.

Uit dit alles blijkt, dat de uranist een vari�teit is, evenals alle
individuen vari�teiten zijn, dubbelwezens die zoowel de lichamelijke
als de psychische eigenschappen van de beide sexen van hun ouders en
voorouders in zich dragen. Met deze opvatting, die ik het eerst op
het congres voor crimineele anthropologie te Amsterdam verkondigd heb,
gaan dan ook de meeste onderzoekers--Hugo de Vries,[69] N�cke,[70]
Hirschfeld,[71] Numa Pr�torius[72] e.�a.--mede. Uit het wezen der
vari�teit is het dan ook te verklaren, waarom men onder de uranisten
die verschillende vormen vindt, die men bij heterosexueelen ook
kan aantoonen, maar die meestal aan de aandacht ontsnappen, van
ultra-virilen en virilen tot passieven en ge�femineerden toe. Dat deze
vari�teit is aangeboren zal wel niemand, naar wat wij zooeven hebben
besproken, kunnen of willen tegenspreken.

Wat echter nog wel even sterk pleit voor het aangeboren-zijn van de
homosexualiteit, zijn de droomen die de uranist heeft. N�cke is de
eerste geweest, die gewezen heeft op "die psychologische Bedeutung
der Tr�ume", en zegt dan ook, dat de droom een caracteristicum is,
waaruit men de psyche van het individu kan diagnosticeeren.[73] Het
zou mij te ver voeren om hier ook over de zoogenaamde contrastdroomen
te spreken en ik wil deze dan ook buiten bespreking laten. Zoo is
het een zekerheid, dat een heterosexueel in zijn verliefde droomen
nooit anders dan heterosexueele beelden ziet, een homosexueel nooit
anders dan homosexueele; een bisexueel zal daarentegen nu eens
heterosexueele, dan weer homosexueele, beelden voor zich zien. Gesteld
iemand zou uranist kunnen worden, iemand zou zijn homosexualiteit
kunnen verkrijgen, dan zou het uit zijn droomen blijken, dat hij
niet de echte uranisten-natuur heeft en zouden zijn droomen niet
voortdurend homosexueel, maar of afwisselend homo- en heterosexueel
zijn, of alleen heterosexueel, al naar dat dan zijn ware natuur
is. Welken uranist men nu naar zijn verliefde droomen vraagt,
men zal altijd ten antwoord krijgen, dat zijn droomen--een enkele
contrastdroom, als zeldzaamheid en in zeldzame gevallen er buiten
gelaten--altijd homosexueel zijn.

Werpen wij een blik terug op de verschillende theorie�n, die er over
het uranisme bestaan. De opvatting onzedelijkheid, depravatie, ontucht
die uranisme ten gevolge kunnen hebben is niet houdbaar en is ook door
een ieder, die een ernstige studie van het onderwerp heeft gemaakt
of nog maakt, verlaten. Ook de opvatting, dat het uranisme een uiting
is van een ziekelijke stoornis der geestvermogens, is bewezen onwaar
te zijn en hij die het eerst den naam "psychopathia sexualis" heeft
uitgesproken, is dan ook bereid geweest, zijn foutieve opvatting
te bekennen. Door geen enkelen competenten onderzoeker wordt meer
instemming met een dergelijke opvatting geuit. Integendeel, allen die
een genoegzaam aantal gevallen van uranisme hebben onderzocht, zijn
van het tegendeel van een psychopathie overtuigd.

Dit--zoowel als de kwestie der degeneratie--is van het hoogste belang
voor de maatschappelijke zijde van het vraagstuk. Gesteld het uranisme
zou een psychopathie zijn, gesteld het zou een degeneratie, een gevolg
van degeneratie, een teeken van degeneratie zijn, dan zou hierin
geen reden mogen gevonden worden om den uranist met verachting te
behandelen of hem uit de samenleving te stooten. Is het uranisme
een gevolg van stoornis der geestvermogens, dan is er zeker geen
reden om hem met verachting, maar eer reden om hem met medelijden te
behandelen. Immers dan staat hij gelijk met iederen ongelukkige, die
een afwijking op geestelijk gebied vertoont. Zijn psychopathie toch is
niet van zijn wil afhankelijk, zij is niet aan hem zelf, aan zijn wil
toe te schrijven, hij heeft die integendeel zonder en tegen zijn wil
gekregen.

Hetzelfde kan van de degeneratie worden gezegd. Ook die is niet van
zijn wil afhankelijk, ook die heeft hij zonder en tegen zijn wil mee
ter wereld gebracht. Doch op dat punt is nog iets anders op te merken,
wat van het hoogste belang is. Gesteld het uranisme ware inderdaad
een degeneratie--en mijnentwege noeme men het zoo, het is alleen
een kwestie van woorden--dan nog zou dit, wat de maatschappelijke
zijde van het vraagstuk betreft, niets zeggen. Niet alleen, dat
"degeneratie" zonder meer, niets zegt, maar die "degeneratie" kan
en mag nooit de maatstaf zijn, waarnaar men iemand beoordeelt. Het
is alleen, en mag alleen de vraag zijn, hoe die degeneratie, hoe dit
"aus der Art schlagen" zich uit! Men is zoo langzamerhand aan het
woord "degeneratie" de beteekenis van individueele minderwaardigheid
gaan hechten, die ten eenemale verkeerd is. Iemand die gedegenereerd
is, "aus der Art schl�gt", doordat hij volmaakter, beter is dan het
meerendeel, een genie, een buitengewoon iemand, kan en mag men toch
niet een minderwaardig individu noemen, omdat hij gedegenereerd
is. Een zoogenaamd gedegenereerd iemand toch kan veel beter, veel
meer waard zijn dan zijn niet-gedegenereerde evenmensch. Aan de
"degeneratie" hebben wij den vooruitgang van de samenleving te
danken, het is de schuld en het werk van "gedegenereerden", dat
de wereld zoover gekomen is als geschied is. "Der normale Mensch
ist langweilig" heeft M�bius gezegd en het zou er heel vreemd en
vervelend in onze wereld uitzien, wanneer er geen d�g�n�r�s waren
geweest en nog waren, geen genie�n, geen geleerden, geen kunstenaars.
Niettegenstaande of misschien, en waarschijnlijk zelfs, omdat zij
gedegenereerd waren, hebben zoovele groote mannen de wereld vooruit
gebracht. In het al- of niet-gedegenereerd zijn zonder meer, mag men
geen reden tot waardeschatting van het individu vinden!

Zooals iedereen moet men ook den uranist naar zijn karakter,
naar zijn eigenschappen beoordeelen en niet uitsluitend naar zijn
geslachtsrichting. Amore, more, ore, re, nascuntur amicitiae!
De neiging, waardoor hij van heterosexueelen verschilt, namelijk
niet voort te planten (in sommige gevallen planten uranisten w�l
voort. In alle geval kunnen zij even goed als heterosexueelen
voortplanten.) en dit, om zoo te zeggen, willekeurig nalaten, heeft
hij met zoovele heterosexueelen, b.v. vrijwillig celibatairen, gemeen.
Dit niet-voortplanten nu is, wat den heterosexueel betreft, nooit
een reden voor minachting van de zijde zijner medemenschen. De vraag
moet en mag alleen zijn welke moreele, welke sociale eigenschappen
een individu vertoont en of die eigenschappen, in den ruimsten zin
genomen, beter, hooger, gelijk of minder dan de eigenschappen van het
meerendeel zijn. Een ander motief is er niet.

Beschouwen wij den uranist zelf nader. Evenmin als men er begrip van
heeft of vermoeden kan, dat het aantal uranisten--en het is uit de
enqu�tes van Hirschfeld bij de studenten aan de technische Hochschule
te Berlijn en onder de Berlijnsche metaalarbeiders,[74] alsmede
uit de enqu�te van v. R�mer hier te lande[75] bewezen--plus minus
2.3% van het menschenaantal bedraagt, evenmin heeft men een goede
voorstelling van den uranist, zooals hij zich in de maatschappij
gedraagt, zooals hij in de maatschappij verkeert. Psychisch normaal,
of liever volstrekt niet abnormaler dan de heterosexueelen in de
samenleving, doet hij even goed als hij zijn werk, denkt hij even
als hij, en voelt hij--op geslachtelijk gebied uitgezonderd--als
de heterosexueel. Gaat men hun leven na, dan hoort men dat zij
meestal te midden van geslachtelijk normale broeders en zusters zijn
geboren en opgevoed, dat zij van hun jeugd reeds--sommige vroeger,
andere later--neigingen hebben vertoond, verschillend van die van
hun broeders, wanneer het jongens zijn, van hun zusters, wanneer
het meisjes zijn. Als jongens voelden zij zich meer aangetrokken
tot meisjes-bezigheden, tot meisjesvermaken; als meisjes waren zij
de trouwe makkers van hun broeders in hun wilde spelen of in hun
mannelijke liefhebberijen. Later, soms pas in de puberteit, is het hen
meestal tot hun bewustzijn gekomen, dat zij inderdaad anders voelen
dan het meerendeel van hun mannelijke vrienden. Merkwaardig is, dat
de moeder dikwijls onbewust op de hoogte van zijn aanleg was, en het
is niet zeldzaam te hooren, dat wanneer er grappenderwijs over vrijage
of trouwen werd gesproken, de moeder de eenige en eerste was, om
op te merken, dikwijls zonder dat zij precies wist waarom, dat haar
zoon voor een huwelijk niet geschikt is. Behalve in hun ontwakende
geslachtsneiging, verschillen zij in niets van de kameraden van hun
leeftijd en alleen is soms hun neiging, zonder dat zij het zelf weten,
van invloed op de keuze van het vak waarin zij zich begeven. Vele
uranisten toch voelen zich aangetrokken tot het vak van dames-modes,
kapper enz., ofschoon volstrekt niet alle mannen, die zich in die
takken van bedrijf begeven, uranisten zijn. Andere kiezen een beroep
als van hun heterosexueele kameraden en niemand zou vermoeden, dat er
in ieder beroep, in ieder ambt, in iedere bediening uranisten worden
gevonden, uranisten, die in hun werk, hun denken en in wat zij ten
uitvoer brengen, volstrekt niet bij hun heterosexueele ambtgenooten
achterstaan. Men ontmoet ze dan ook in alle rangen en standen van
de maatschappij en, wanneer ik alleen naga de uranisten die ik ken
of die om hulp en raad bij mij zijn gekomen, dan zie ik daaronder
geneesheeren, geestelijken, handelsmannen, studenten, arbeiders,
rechters en advocaten, in ��n woord even zoovelen als er ambachten en
beroepen, als er standen in de maatschappij zijn.

Wat een eigenaardigheid is, die men bij het meerendeel der uranisten
terugvindt, is deze, dat zij bijna allen een tijdlang in hun leven met
de gedachte aan suicide hebben rondgeloopen en dat zij langen tijd de
diepste verachting en afkeer van zich zelf hebben gehad. V��r den tijd
namelijk, dat zij op de hoogte van hun toestand waren, in de periode
toen hun geslachtsgevoel begon te ontwaken, bemerkten zij, dat zij
niet waren als hun kameraden, dat zij zich niet tot meisjes en vrouwen
voelden aangetrokken, maar bemerkten zij tot hun verbazing en hun
schrik dat hun neigingen alleen op jongens en mannen gericht waren.
De schok dien zij daardoor ontvingen, bracht hen meestal tot wanhoop
en vertwijfeling en--afgaande op wat zij altijd omtrent deze neigingen
en omtrent personen met deze neigingen hebben vernomen--hielden zij
zich voor de meest abjecte wezens, die zij zich konden voorstellen.
Z�� zelfs is hun wanhoop en de diepe verachting die zij voor hun eigen
persoon koesterden--vooral wanneer zij bemerkten, dat hun neigingen
niet veranderden, welke moeite zij zich ook gaven, hoevele malen zij
ook beproefden met vrouwen geslachtelijk te verkeeren in de hoop, dat
hun neigingen zouden veranderen, hoezeer zij zich ook, wanneer zij
godsdienstig waren, in het gebed verdiepten--dat er voor hen nog ��n
uitweg open leek, namelijk een eind aan hun leven te maken. Inderdaad
zijn er van die geheimzinnige zelfmoorden op jeugdigen leeftijd, die
aan het uranisme van den persoon moeten toegeschreven worden, evenals
zoovele geheimzinnige zelfmoorden op later leeftijd, als indirect
gevolg aan het uranisme van den persoon, aan zijn angst dat men zijn
afwijking zal ontdekken, moeten worden geweten.

Heeft de jonge uranist het geluk in handen te vallen van een ouderen
heterosexueel, die hem van zijn neigingen op de hoogte brengt, dan
is hij gered. Hij legt zich neer bij de ellende van zijn toestand en
zoekt zooveel mogelijk nog iets van zijn leven te maken. Een lange
ellende echter blijft zijn leven toch voor hem. In een voortdurenden
angst, dat men zal ontdekken wat en wie hij eigenlijk is, verstoken
van het huiselijk geluk, gedoemd om alleen en altijd alleen, zonder
liefde, zonder genegenheid rondom zich als die welke hij weet, dat
door iedereen veroordeeld wordt, te leven, sleept hij meestal een
bestaan door dat hem een last is en waarvan hij zoo spoedig mogelijk
hoopt verlost te worden. Heeft hij het geluk gehad, in handen te
vallen van een superieur man of van iemand, die zijn leven dragelijk
weet te maken door hem andere en nieuwe idealen te scheppen, hem
een ander doel voor oogen te houden dan een heterosexueel huisgezin,
dan kan hij door zoo iemand gered worden, op het goede pad gehouden
en kan door diens invloed, door diens omgang, zijn leven tot een
dragelijk en goed leven worden gemaakt. Altijd echter is zijn leven
onvolledig, altijd loopt hij rond met het gevoel, dat hij achter is
gesteld bij zoovele anderen, altijd toch is de angst in al zijn doen,
in heel zijn leven ingeweven, dat een of anderen dag zijn afwijking
bekend kan worden en dat hij dan als een outcast voor zijn verder
leven zal worden behandeld. Andere uranisten, verwoed en verbitterd
door de onbillijke veroordeeling en beoordeeling van den kant van
hun medemenschen, worden onverschillig, gooien zich in een leven van
d�bauche en ontucht en verwoesten uit bitterheid en ontmoediging hun
bestaan, dat misschien nuttig en goed had kunnen zijn. Andere weer
leggen zich bij hun lot neer en leven door, geslagen, vervelend en
verveeld, zonder illusie, zonder het uitzicht op iets moois, dat hen
het bestaan beter en om te leven waard kan maken.

Dat zoovele uranisten nerveuse klachten hebben, is daarom niet te
verwonderen. Steeds in angst dat men hun toestand zal leeren kennen
en dat zij uit den omgang der menschen met wie zij verkeeren, zullen
worden gestooten, altijd levend onder de bedreiging--wanneer zij w�l
iemand, een heterosexueel of een anderen homosexueel hebben gevonden,
met wien zij een verbintenis hebben aangeknoopt--dat zij door chantage
tot armoede zullen worden uitgezogen of in het publiek zullen worden
geschandvlekt, is het zeer goed te begrijpen, dat hun zenuwgestel op
den duur geschaad wordt. En ook de moeilijk vol te houden abstinentie,
voor hen die sensueel zijn aangelegd, helpt mee.

Gaat men, de geslachtsrichting daargelaten, na welke individuen
uranisten zijn, dan komt men tot de overtuiging, dat zij niets
meer--wat sommige uranisten graag willen doen gelooven--maar ook
niets minder dan heterosexueelen zijn. Men vindt onder hen dezelfde
variaties en dezelfde verschillen als onder heterosexueelen, en
evenals onder de laatsten, vindt men onder hen goeden en slechten,
braven en deugnieten, knappen en dommen, zedelijken en onzedelijken,
in ��n woord alle eigenschappen en eigenaardigheden, die men bij
heterosexueelen vindt, treft men bij uranisten aan.

Wat hun geslachtsleven betreft, daarvan kan men hetzelfde zeggen.
Evenals onder heterosexueelen, vindt men onder hen kuischen en
onkuischen, koelen en sensueelen, ingetogenen en losbollen. En evenals
onder heterosexueelen, vindt men ook onder hen personen met sexueele
perversiteiten behebt: masochisten, sadisten, exhibitionisten en
dergelijke meer. E�n eigenschap hebben zij im Allgemeinen voor boven
heterosexueelen, namelijk dat men onder hen veel meer spiritueele
liefdesverhoudingen vindt. Over het algemeen vindt men meer kuische,
koele individuen onder uranisten dan onder heterosexueelen en
treft men onder hen veel meer, dat hun liefdeverbintenis een meer
spiritueele dan een corporeele is. Het is geen zeldzaamheid dat twee
uranisten jarenlang met elkaar in een liefdesverhouding staan, zonder
dat het tusschen hen tot een geslachtsuiting komt. En ook hebben zij
boven heterosexueelen voor, dat over het algemeen hun omgang veel
kiescher, veel gevoeliger, veel zachter is.

Toen ik weinige jaren geleden, voor mijn studie over het uranisme,
eenigen tijd te Berlijn doorbracht, heb ik daar als lid van het
Wissensch.-humanit�r Comit�e een openbare vergadering bijgewoond,
waar Hirschfeld over het onderwerp sprak. Behalve door een groote
menigte heterosexueelen, werd de vergadering natuurlijk door ettelijke
honderdtallen homosexueelen bijgewoond. Dat er gedurende en op die
vergadering geen enkel onvertogen woord viel, is niet te verwonderen.
Maar toen ik daarna een van de beroemde homosexueele gecostumeerde
bals bezocht, trof het mij, dat geen enkel onvertogen woord mijn ooren
bereikte, trof het mij, dat ik geen enkel ongeoorloofd gebaar zag.
En er waren daar zoowel uranisten, als mannelijke prostitu�s. Den
volgenden dag woonde ik een vergadering van het Comit�e bij, terwijl
ik na afloop daarvan op een souper genoodigd was, dat meestal na
die bijeenkomsten wordt gehouden. Ook daar, waar Hirschfeld en ik de
eenige heterosexueelen waren, was de toon hoogst fatsoenlijk en de
gesprekken van dien aard, dat niemand, zelfs de meest puriteinsche
moralist, er aanstoot in zou hebben kunnen vinden. Ik ben in die dagen
te Berlijn den geheelen dag in gezelschap van uranisten geweest, ik
heb er gelegenheden bezocht waar de mannelijke basse prostitution
zetelde. En toen ik in op den laatsten avond van mijn verblijf
met den duitschen homosexueelen geneesheer, die ergens in Itali�
praktiseert, na ons laatste bezoek aan een kroegje van zeer laag
allooi, liep te praten in de reeds stille straten van Berlijn en
wij van gedachten wisselden over het uranisme en het heterosexueel
geslachtsleven, toen moest ik volmondig bekennen, dat--zoolang
ik in de afgeloopen dagen in Berlijn had gezworven, met hoeveel
uranisten ik ook had omgegaan in dien betrekkelijk korten tijd,
welke gesprekken ik ook had hooren voeren en had bijgewoond--hun
toon den toon van heterosexueele mannen verre overtrof in kuischheid
van taal en uitdrukking en dat er nergens en nooit op heterosexueele
publieke gemaskerde bals, nooit in gelegenheden waar door zoogenaamde
kellnerinnen werd bediend, een ingetogenheid van woorden en van
doen--zooals mij door verschillende weters op dat heterosexueel gebied
was meegedeeld--werd aangetroffen, als waarvan ik in die dagen onder
uranisten getuige was geweest. Nergens en nergens, door niemand en
niemand, heb ik ��n enkele uitdrukking hooren bezigen, die ongepast
was en met volle overtuiging kan ik dan ook zeggen, dat de toon der
gesprekken van al deze uranisten, dat de toon der gesprekken aan
tafel en na het souper hemelsbreed verschilde van den toon dien men
op heterosexueele heerendineetjes hoort en van de gesprekken, die
heterosexueele heeren na het diner meestal gewoon zijn met elkaar te
houden.

Dat deze meening niet op vooringenomenheid of op een onrechtvaardig
oordeel berust, bleek mij korten tijd daarna, toen ik een opstel over
de Berlijnsche homosexueelen van de hand van N�cke in het Archiv
van Gross las.[76] N�cke heeft dezelfde personen ten naastenbij
gesproken, met wie ik kennis had gemaakt, ik kon sommigen zeer goed
uit zijn beschrijving herkennen; N�cke heeft ten naastenbij dezelfde
gelegenheden bezocht als waar ik ben geweest en de conclusie van N�cke
komt zoo goed met de mijne overeen, dat het den indruk zou kunnen
maken, dat wij dien van elkaar hebben overgeschreven!

Vraagt men nu of er een middel is om den uranist te "genezen", om
hem te veranderen en hem van homosexueel, heterosexueel te maken,
dan moeten wij volmondig "neen" antwoorden. Men heeft voorgesteld
hen te castreeren en sommige uranisten hebben er om gevraagd, om
maar van hun onsociale neiging verlost te worden. Men heeft het
gelukkigerwijs nooit gedaan, omdat het toch niet zou helpen. De
geslachtsrichting zit niet in de teeltklieren, maar in de psyche. Men
heeft voorgesteld--en v. Schrenck-Notzing is er een der voorstanders
van--om ze te hypnotiseeren en hen suggestief te behandelen. Het heeft
niet mogen baten en van de vijf gevallen, die door v. Schrenck-Notzing
als genezen worden opgegeven, zijn er maar twee die op een wijze
zijn genezen, dat men het geen genezing mag noemen. De eene patient
zegt, dat hij nog dezelfde fantaisie�n heeft als vroeger, maar
dat hij--wanneer hij wakker is--macht genoeg over zich zelf heeft
om er niet aan toe te geven. Daarbij denkt hij er met vrees aan,
wat hij zou moeten beginnen, wanneer zijn vrouw eens zou komen te
overlijden, omdat hij zeker is, dat hij dan weer in zijn oud kwaad
zou vervallen. De tweede zoogenaamde genezen patient zegt, dat wanneer
hij zich een tijdlang geabstineerd heeft, hij zijn oude aanvechtingen
weer voelt opkomen.[77] Maar zelfs wanneer al de gevallen, die
door met hypnose zijn behandeld, zoogenaamd genezen zouden zijn,
dan nog zou men niet het recht hebben van "genezing" te spreken,
omdat--zooals v. Krafft-Ebing te recht opmerkt--"de resultaten der
hypnose in deze gevallen niet op een werkelijke genezing, maar op een
kunstig volvoerde dressuur berusten"[78]. Men zou op dezelfde wijze
er van kunnen spreken, dat men iemand homosexueel heeft gemaakt,
wanneer men hem door hypnose en suggestie er op gedresseerd had,
zijn heterosexueele geslachtsuiting onmogelijk te kunnen volvoeren,
maar hem daarentegen het doen van homosexueele geslachtsdaden had
ingepraat. Iemand nu die homosexueele geslachtsdaden doet, hebben
wij gezien, is daarom nog geen uranist en evenmin kan iemand die
door hypnose en suggestie er toe gebracht is, om in plaats van
homosexueele, heterosexueele geslachtsdaden te doen, als heterosexueel
aangemerkt worden.

Men heeft uranisten den raad gegeven--en sommige geneesheeren,
niet genoeg of in het geheel niet op de hoogte van het onderwerp,
geven dien raad nog--om zich eerst bij prostitu�s te oefenen in
het heterosexueel geslachtsverkeer en dan te trouwen, of dadelijk
te trouwen, in de verwachting, dat de homosexualiteit dan wel zal
overgaan. Het immoreele van een dergelijken raad daargelaten, is
deze de meest verkeerde dien men een uranist kan geven. Niet alleen
maakt men hem zelf ongelukkig, door de wroeging die hij later voelt,
een vrouw aan zijn bestaan te hebben gebonden, waarin zijn ware
natuur toch--niettegenstaande alle pogingen om heterosexueel te
verkeeren--boven komt, maar men maakt zijn vrouw ook diep ongelukkig,
doordat zij er onder gebukt mo�t gaan, wanneer zij op de hoogte is
gekomen van den toestand van haar echtgenoot--zelfs al vergeeft zij
hem en houdt zij nog meer van hem omdat hij ongelukkig is (alleen
een vrouw voelt z�� teer en zacht, dat er bij haar altijd vergeving
en liefde is te vinden in zoo'n geval)--en zij haar verder leven
voor zich ziet in ��n groote desillusie, wetend, dat zij zich geen
huisgezin kan scheppen, voelend, dat haar dat eene groote en mooie in
haar leven zal blijven ontbreken, de echte, ware liefde van haar man!

Genezing is er niet voor den uranist, omdat hij niet ziek is. Hem den
last wegnemen, dien hij bij zijn geboorte heeft meegebracht en die met
hem zal blijven tot aan zijn dood, kunnen wij niet. Het eenige wat wij
kunnen, is hem trachten te begrijpen, hem trachten te helpen, trachten
hem zijn moeilijk leven gemakkelijker te maken.

Er zijn er die vreezen, dat wanneer de theorie die ik heb
meegedeeld--namelijk, dat de uranist een vari�teit is--in ruimen kring
bekend wordt, geen enkele uranist zich meer zal intoomen en dat ieder
uranist zich maar aan zijn geslachtslust zal te buiten gaan, dat velen
die op het oogenblik uit angst voor de verachting der menschen hun
lusten intoomen, aan hun lusten den vrijen teugel zullen vieren. Maar
bovenal vreest men, dat velen door de openbaarmaking van deze theorie
uranist zullen worden.

Het laatste het eerst besprekend, weten wij, dat dit geen gewichtig
argument is. Wij zijn nu genoegzaam overtuigd geworden en het is
door de competente onderzoekers genoegzaam aangetoond, dat uranisme
altijd is aangeboren en dat uranisme niet kan worden verkregen.
Wat de andere opmerkingen betreft, vragen wij daartegenover of er
zooveel menschen zich aan drinken zijn te buiten gegaan, sinds er
verkondigd is, dat drankzucht een ziekte en niet altijd een bederf
der zeden is, of er zooveel menschen zich aan de prostitutie zijn gaan
overgeven, omdat men openlijk heeft verkondigd, dat de prostitutie
een kwaad is, dat in de samenleving is ingeweven, en dat, onder welken
verschillenden vorm dan ook, van den aanvang der samenleving af tot
den huidigen dag bestaan heeft. En ook staat tegenover deze vrees
het feit, dat niettegenstaande reeds eeuwen lang het uranisme met
verachting is beschouwd, de uranist met minachting is behandeld,
er toch altijd door uranisten geboren zijn en geleefd hebben, er
steeds door homosexueele daden door uranisten zijn gepleegd en nog
steeds gepleegd worden. Nooit nog heeft de afkeuring van de massa een
uranist teruggehouden van zijn uranisme of belet, dat er uranisten
werden geboren. Die minachting en verachting hebben alleen belet,
dat de uranist openlijk voor zijn uranisme uitkwam. Zij heeft echter
daarbij tevens chantage, wanhoop en zelfmoord in de hand gewerkt!
Waarom, wanneer de opvatting, dat het uranisme een vari�teit is, in
ruimen kring bekend zal zijn, geen enkele uranist meer zijn lusten zal
remmen, is mij onbegrijpelijk! Geven heterosexueelen dan maar allen
toe aan hun lusten en breidelen zij hun sexueele lusten niet, omdat
heterosexualiteit als een normale geslachtsrichting bekend staat en
overal en steeds zoo genoemd wordt? Waarom, waar de heterosexueel zijn
lusten intoomt, terwijl het hem bekend is dat zijn geslachtsrichting
een normale is, de uranist de zijne niet zou intoomen, wanneer men
erkent dat hij een vari�teit is, is moeilijk te verdedigen.

Deze en dergelijke meeningen zijn alleen het gevolg van de verkeerde
gedachte, dat uranisten en homosexueelen per se gedepraveerde en
ultra-sensueele individuen zijn. Wij hebben genoegzaam aangetoond, dat
dit niet zoo is, maar dat men integendeel veel meer spiritueele dan
corporeele liefdegevoelens bij hen aantreft.

Nogmaals, genezen kunnen wij ze niet, wij kunnen alleen trachten ze te
helpen. Niet hen verstooten, niet hen verachten moeten wij, niet hen
behandelen als paria's om iets dat zij bij hun geboorte en zonder hun
wil hebben meegekregen. Men weet niet hoeveel er gestreden, geschreid,
hoeveel er gewanhoopt, hoeveel er geleden wordt! Uit de voorbeelden
die ik heb genoemd, is duidelijk genoeg gebleken, dat de uranist even
goed als de heterosexueel zijn plaats in de samenleving kan innemen;
uit die voorbeelden is ook gebleken, dat hij die plaats met eere kan
vervullen als artiest, als wetenschappelijk man, in ��n woord, als
werker. Hem er op te wijzen, dat de geslachtsdaad--en zelfs niet de
heterosexueele geslachtsdaad--niet het eenige, het einddoel, het
hoogste in het bestaan is; hem er op te wijzen, dat hij zich boven
zijn geslachtsleven moet stellen, dat hij zijn lusten moet remmen,
even goed als wij allen, dat hij door zijn voelen, door zijn denken,
door zijn werken een ander doel zich kan scheppen tot nut en heil van
zijn medemenschen, moet ons streven zijn.

Maar bij dit alles moeten wij nooit vergeten, dat waar wij
allen--hetero- en homosexueelen--den last van het leven moeten dragen,
wij heterosexueelen altijd d�t geluk v��r hebben, dat wij--wanneer
wij moe en gekwetst zijn van het worstelen in de maatschappij
en het botsen tegen de onverschilligheid en de hardheid van de
menschen--altijd een vrouw kunnen vinden bij wie wij ons hoofd kunnen
neerrusten in haar schoot, een vrouw die ons kan helpen, steunen en
ons troosten; wij mogen en moeten nooit vergeten, dat waar wij dat
hoogste en dat mooiste bezitten, dat eenige wat het leven dragelijk
maakt, dat eenige wat het leven waard maakt om gedragen te worden, dat
hen dat steeds ontbreken blijft, dat zij dat blijven missen tot hun
dood.

Wij moeten en mogen nooit vergeten, dat zij zooveel ongelukkiger zijn.


                                                    Ik heb gezegd.




VOETNOTEN:


1: Zie Handelingen Eerste Kamer, 29 Jan. 1902 en Handelingen Tweede
Kamer, 55ste Verg. 25 Febr. 1904, Vel 356, blz. 1870.

2: Handelingen Eerste Kamer, 1 Febr. 1905.

3: Havelock Ellis, Mann und Weib, vert. d. Kurella, Leipzig 1895,
bldz. 56.

4: Geciteerd door Hirschfeld in Die objektieve Diagnose der
Homosexualit�t, in Jahrb. f. sex. Zwischenstufen Dl. I. 1899. bldz. 8.

5: Havelock Ellis, l. c. bldz. 209-216.

6: Geoffroy Saint-Hilaire, Histoire des Anomalies, Paris, 1836.

7: L. S. A. M. v. R�mer, Ueber die androgynische Idee des Lebens, in
Jahrb. f. sex. Zwischenst. Dl. V, Bd. 2, 1903.

8: Diodori Siculi, Bibliothecae etc. lib. IV, c. 6, 5, geciteerd door
v. R�mer, l. c. bladz. 905.

9: Laurent, Les bisexu�s, Paris, George Carr�, 1894, bldz. 117.

10: Laurent, l. c. bldz. 118.

11: Neugebauer, Beobachtungen auf dem Gebiete des Scheinzwittertumes,
in Jahrb. f. sex. Zwischenst. Dl. IV, 1902, bldz. 130.

12: Neugebauer, l. c. ibidem.

13: Laurent, l. c. bldz. 119 en 120.

14: Neugebauer, Hermaphroditismus beim Menschen, Leipzig, Dr. Werner
Klinkhardt, 1908, bldz. 4.

15: Neugebauer, Hermaphroditismus enz., bldz. 83.

16: Laurent, l. c. bldz. 122.

17: Neugebauer, Hermaphroditismus enz., bldz. 666 en vlg.

18: Debierre, L'Hermaphrodisme, Paris, 1891, bldz. 434 en vlg.

19: Neugebauer, Hermaphroditismus enz. Op bldz. 690 en vlg. geeft
deze 56 gevallen, waarin het pseudo- of zoogenaamd echt hermaphrodit.
met psychische stoornis gepaard ging. Dit aantal kwam onder 1885
observaties van hermaphroditisme voor.

20: Moll, Libido sexualis, Fischer's Buchhandlung, Berlin 1878,
bldz. 110.

21: Neugebauer, Interessante Beobachtungen, enz. bldz. 161.

22: Ploss, Das Weib in der Natur- und V�lkerkunde, Leipzig 1899,
Dl. II, bldz. 422.

23: Geijll, Over operatief ingrijpen bij pseudohermaphroditisme, Med.
Weekblad, 9e Jaarg. 1902, No. 31, bldz. 418 en vlg.

24: Edmond Pilou, Deux pr�cieuses au XVIIme Si�cle, Mercure de France,
Dl. 67, No. 237, 1� Mei 1907, bldz. 5.

25: Raffalovich (Marc Andr�), Uranisme et Unisexualit�, Lyon-Paris,
1896, bldz. 41.

26: Waar bij het historisch overzicht geen andere bron vermeld
wordt, zijn de data overgenomen uit Moll, kontr�re Sexualempfindung,
Fischer, Berlin W. 1899.

27: A. Aletrino, Eenige beschouwingen over den beroepseed der artsen,
Proefschrift, Amsterdam 1889, bldz. 6.

28: L. S. A. M. v. R�mer, Heinrich der Dritte, Jahrb. f. sex.
Zwischenstufen, IVe Jahrg. 1902, bldz. 572 en vlg.

29: Hans Fuchs, Richard Wagner und die Homosexualit�t, Berlin 1903, en
Vossische Zeitung van 24 en 28 Juni 1886.

30: Jahrb. f. sex. Zw.st. Dl. I, bldz. 150 en Dl. VI bldz. 357.

31: Jahrb. f. sex. Zw.st. Dl. II, bldz. 150.--Laupts, Perversion
et perversit�, Paris 1896, bldz. 105.--Raffalovich, Uranisme et
unisexualit�, Paris-Lyon 1896, bldz. 241.

32: Raffalovich, l. c. bldz. 138.

33: Johannes Schlaf, Walt Whitman Homosexueller? Brun's Verlag, Minden
in W. 1906.

34: Raffalovich, l. c. bldz. 138.

35: Jahrb. f. sex. Zw.st. Dl. 5, bldz. 1322.

36: Jahrb. f. sex. Zw.st. Dl. 5, bldz. 1304.

37: � 175 v. h. Duitsche Strafwetboek luidt: "Die widernat�rliche
Unzucht, welche zwischen Personen m�nnlichen Geschlechts oder von
Menschen mit Thieren begangen wird, ist mit Gef�ngniss zu bestrafen;
auch kann auf Verlust der b�rgerlichen Ehrenrechte erkannt werden."

38: Collection des plus belles pages de Restif de la Bretonne, Paris,
Soci�t� du Mercure de France, 1905.

39: J. Casanova de Seingalt, M�moires, Paris, Garnier fr�res.

40: Montesquieu, De l'Esprit des Lois, Paris 1873, Hachette, Livre 12,
Chap. 6, bldz. 286.

41: Voltaire, Dictionnaire philosophique.

42: Meiners, Betrachtungen �ber die M�nnerliebe der Griechen enz.,
Leipzig 1775.

43: Ehrenberg, Euphranor. Ueber die Liebe etc., Elberfeld u. Leipzig
1809.

44: Bri�re de Boismont, Remarques m�dico-l�gales sur la perversion de
l'instinct g�n�sique, Gaz. m�d. de Paris, 21 Juli 1849.

45: H�ssli, Eros. Die M�nnerliebe der Griechen, 1e Bd. Glarus 1836 en
2e Bd. St.-Gallen 1838.

46: Mich�a, Les d�viations maladives de l'app�tit v�n�rien, Union m�d.
17 Juli 1849.

47: Casper, Ueber Notzucht und P�derastie etc. Vierteljahrschrift f.
gerichtliche u. �ffentl. Medizin, Berlin 1852 Bd. I.

48: Numa Numantius (Karl Heinrich Ulrichs), 1. Vindex. 2. Inclusa.
3. Vindicta. 4. Formatrix. 5. Ara spei. 6. Gladius furens. 7. Memnon.
8. Incubus. 9. Argonauticus. 10. Uranus. 11. Araxes. 12. Kritische
Pfeile. (Laatste uitgaaf verschenen te Leipzig, Max Spohr, 1898.)

49: Dr. A. Aletrino, Over Uranisme en het laatste boek van Raffalovich
(Marc Andr�), Psychiatrische en neurolog. bladen 1907.

50: Dr. L. S. A. M. R�mer, Ongekend leed, Tierie, Amsterdam 1904. Het
Uranisch gezin, Tierie, Amsterdam 1905.

51: Dr. A. Aletrino, La situation sociale de l'uraniste, Actes du 5me
Congr�s d'anthrop. crimin., de Bussy, Amsterdam 1901.

52: Karl Ihlfeld, Over Uranisme, Tierie, Amsterdam 1905.

53: Casper Wirz, De urani�r voor Kerk en H. Schrift, Tierie, Amsterdam
1904.

54: Magnus Hirschfeld, Oorzaken en Wezen van het Uranisme, vertaald
door W. met een voorrede van Dr. A. Aletrino, Tierie, Amsterdam 1904.

Dit werk, voor 't eerst verschenen onder den titel Ursachen und Wesen
des Uranismus in het Jahrb. f. sex. Zw.st. Dl. 5, 1901, is als op zich
zelf staand werk uitgekomen onder den titel "Der Urnische Mensch".

55: Rohleder, Die Masturbation, Berlin 1902. Fischer's Med. Buchh.
bldz. 45.

56: Moll, l. c. bldz. 89, 5e noot.

57: v. Krafft-Ebing, Neue Studien auf dem Gebiete der Homosexualit�t,
Jahrb. f. sex. Zw.st. Bd. 3, bldz. 7.

58: N�cke, Ein Besuch bei den Homosexuellen in Berlin, Archiv. v.
Gross. 15e Bd. 2e en 3e Hft.

59: Magnan et Legrain, Les d�g�n�r�s, Paris 1895, bldz. 79.

60: Wertheim Salomonson, Iets over ontaarding, Ned. Tijdsch. v.
Geneeskunde, 39ste Jaarg. 1903, 2e Dl. bldz. 715.

61: M�bius, Beitr�ge zur Lehre der Geschlechts-Unterschiede, Halle
a. S., Carl Marhold, 1907, bldz. 17.

62: Hoche, Handbuch d. ger. Psychiatrie, Berlin 1901, bldz. 413.

63: Sigm. Freud, Drei Abhandlungen zur Sexualtheorie, Leipzig u. Wien,
Franz Deuticke, 1905, bldz. 4.

64: Untrodden fields of anthropology, Paris 1898.

65: Karsch, Uranismus u. P�derastie enz. Jahrb. f. sex. Zw.st. 3e Bd.
bldz. 72.

66: Havelock Ellis und Symonds, Das kontr�re Geschlechtsgef�hl,
Wiegand's Verlag, Leipzig 1896, bldz. 4.

67: Richard Burton, Arabian Nights, London 1885, Bd. 10, bldz. 205-254.

68: Hugo de Vries, Oorsprong en bevruchting der bloemen, Tierie,
Amsterdam 1904, bldz. 29-33, 80.

69: Prof. Hugo de Vries schreef mij, naar aanleiding van mijn rapport
op het Congres: "....met uw opvatting "vari�teit" kan ik mij geheel
vereenigen".

70: N�cke, Bericht �ber den Verlauf d. 5. intern. kriminal-anthr.
Congr. in Amsterdam, Hans Gross' Archiv. Bd. 8, Hft. I, bldz. 97.

71: Hirschfeld, Jahrb. f. sex. Zw.st. Bd. 4, bldz. 962.

72: Numa Pr�torius, ibidem bldz. 833.

73: N�cke, Die forensische Bedeutung der Tr�ume, Hans Gross' Archiv.
Bd. V, Hft. I, bldz. 121.

74: Hirschfeld, Das Ergebnis der statistischen Untersuchungen, Max
Spohr, Leipzig 1904, bldz. 60.

75: v. R�mer, Ongekend leed, Tierie, Amsterdam 1904, bldz. 13 en 14.

76: Ein Besuch bei den Homosexuellen, etc., Gross' Archiv. Bd. 15,
2e en 3e Hft., bldz. 248.

77: v. Schrenck-Notzing, Die Suggestionstherapie bei krankhaften
Erscheinungen des Geschlechtstriebs, Stuttgart 1892, bldz. 244 en vlg.

78: v. Krafft-Ebing, Psychopathia sexualis, 10e uitgaaf, bldz. 285.




NOOT VAN DE BEWERKER:


In het bovenstaande is getracht zo goed mogelijk het origineel te
volgen, met uitzondering van de voetnoten, die in het origineel
onderin de pagina's stonden, en hier bij elkaar zijn geplaatst
en hernummerd. Daarnaast zijn alle (vijf) Griekse woorden
getranslitereerd en ingesloten tussen ~, en de volgende kennelijke
drukfouten verbeterd:

* door Waldeyer "kiemepitheel" genoemd: in het origineel 'kiemepithel'
* de voorstelling van androgynie: in het origineel 'andrygynie'
* Mundi Mirabile Monstrum."[14]: in het origineel 'Monstrum.[14]'
* zoogenaamde "erreur de sexe": in het origineel 'voogenaamde'
* (Marc Andr�): in het origineel '(Marc, Andr�)'
* het pseudoniem "Karl Ihlfeld": in het originaal 'pseudoneim'
* Gesellschaft f�r Psychiatrie und Nervenheilkunde: in het origineel
  'en' in plaats van 'und'
* als een moza�ek: in het origineel 'mozai�k'
* aus der Art schl�gt: in het origineel 'schlagt'
* Mensch ist langweilig: in het origineel 'langeweilig'
* nog ��n uitweg: in het origineel '�en'
* zonder het uitzicht op iets moois: in het origineel 'mooi's'
* in een liefdesverhouding: in het origineel 'liefdeverhouding'
* op een kunstig volvoerde dressuur berusten"[78].: in het origineel
  'berusten[78],'
* noot 18: in het origineel ontbrak de punt na 'vlg'
* noot 22: Natur- und V�lkerkunde: in het origineel 'Volkenkunde'
* noot 25: Unisexualit�: in het origineel 'Unisixualit�'
* noot 26: Fischer, Berlin: in het origineel 'Fisscher'
* noot 31: Laupts: in het origineel 'Lauppts'
* noot 61: Lehre der Geschlechts-Unterschiede: in het origineel
  'Geschlechts-Unterschieden'
* noot 63: Franz Deuticke: in het origineel 'Fransz'
* noot 67: Arabian Nights, London: in het origineel 'Arabian Nights.
  Londen'





End of Project Gutenberg's Hermaphrodisie en Uranisme, by Arnold Aletrino

*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK HERMAPHRODISIE EN URANISME ***

***** This file should be named 35924-8.txt or 35924-8.zip *****
This and all associated files of various formats will be found in:
        http://www.gutenberg.org/3/5/9/2/35924/

Produced by Andr� Engels and the Online Distributed
Proofreading Team at http://www.pgdp.net


Updated editions will replace the previous one--the old editions
will be renamed.

Creating the works from public domain print editions means that no
one owns a United States copyright in these works, so the Foundation
(and you!) can copy and distribute it in the United States without
permission and without paying copyright royalties.  Special rules,
set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to
copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to
protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark.  Project
Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you
charge for the eBooks, unless you receive specific permission.  If you
do not charge anything for copies of this eBook, complying with the
rules is very easy.  You may use this eBook for nearly any purpose
such as creation of derivative works, reports, performances and
research.  They may be modified and printed and given away--you may do
practically ANYTHING with public domain eBooks.  Redistribution is
subject to the trademark license, especially commercial
redistribution.



*** START: FULL LICENSE ***

THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK

To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
distribution of electronic works, by using or distributing this work
(or any other work associated in any way with the phrase "Project
Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project
Gutenberg-tm License (available with this file or online at
http://gutenberg.org/license).


Section 1.  General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm
electronic works

1.A.  By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
and accept all the terms of this license and intellectual property
(trademark/copyright) agreement.  If you do not agree to abide by all
the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy
all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession.
If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project
Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the
terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or
entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8.

1.B.  "Project Gutenberg" is a registered trademark.  It may only be
used on or associated in any way with an electronic work by people who
agree to be bound by the terms of this agreement.  There are a few
things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
even without complying with the full terms of this agreement.  See
paragraph 1.C below.  There are a lot of things you can do with Project
Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement
and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic
works.  See paragraph 1.E below.

1.C.  The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation"
or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project
Gutenberg-tm electronic works.  Nearly all the individual works in the
collection are in the public domain in the United States.  If an
individual work is in the public domain in the United States and you are
located in the United States, we do not claim a right to prevent you from
copying, distributing, performing, displaying or creating derivative
works based on the work as long as all references to Project Gutenberg
are removed.  Of course, we hope that you will support the Project
Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by
freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of
this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with
the work.  You can easily comply with the terms of this agreement by
keeping this work in the same format with its attached full Project
Gutenberg-tm License when you share it without charge with others.

1.D.  The copyright laws of the place where you are located also govern
what you can do with this work.  Copyright laws in most countries are in
a constant state of change.  If you are outside the United States, check
the laws of your country in addition to the terms of this agreement
before downloading, copying, displaying, performing, distributing or
creating derivative works based on this work or any other Project
Gutenberg-tm work.  The Foundation makes no representations concerning
the copyright status of any work in any country outside the United
States.

1.E.  Unless you have removed all references to Project Gutenberg:

1.E.1.  The following sentence, with active links to, or other immediate
access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently
whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the
phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project
Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed,
copied or distributed:

This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
almost no restrictions whatsoever.  You may copy it, give it away or
re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
with this eBook or online at www.gutenberg.org

1.E.2.  If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived
from the public domain (does not contain a notice indicating that it is
posted with permission of the copyright holder), the work can be copied
and distributed to anyone in the United States without paying any fees
or charges.  If you are redistributing or providing access to a work
with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the
work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1
through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the
Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or
1.E.9.

1.E.3.  If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
with the permission of the copyright holder, your use and distribution
must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional
terms imposed by the copyright holder.  Additional terms will be linked
to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the
permission of the copyright holder found at the beginning of this work.

1.E.4.  Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
License terms from this work, or any files containing a part of this
work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.

1.E.5.  Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
electronic work, or any part of this electronic work, without
prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
active links or immediate access to the full terms of the Project
Gutenberg-tm License.

1.E.6.  You may convert to and distribute this work in any binary,
compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any
word processing or hypertext form.  However, if you provide access to or
distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than
"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version
posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org),
you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a
copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon
request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other
form.  Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm
License as specified in paragraph 1.E.1.

1.E.7.  Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.

1.E.8.  You may charge a reasonable fee for copies of or providing
access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided
that

- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
     the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
     you already use to calculate your applicable taxes.  The fee is
     owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he
     has agreed to donate royalties under this paragraph to the
     Project Gutenberg Literary Archive Foundation.  Royalty payments
     must be paid within 60 days following each date on which you
     prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax
     returns.  Royalty payments should be clearly marked as such and
     sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the
     address specified in Section 4, "Information about donations to
     the Project Gutenberg Literary Archive Foundation."

- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
     you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
     does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
     License.  You must require such a user to return or
     destroy all copies of the works possessed in a physical medium
     and discontinue all use of and all access to other copies of
     Project Gutenberg-tm works.

- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any
     money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
     electronic work is discovered and reported to you within 90 days
     of receipt of the work.

- You comply with all other terms of this agreement for free
     distribution of Project Gutenberg-tm works.

1.E.9.  If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm
electronic work or group of works on different terms than are set
forth in this agreement, you must obtain permission in writing from
both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael
Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark.  Contact the
Foundation as set forth in Section 3 below.

1.F.

1.F.1.  Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
public domain works in creating the Project Gutenberg-tm
collection.  Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic
works, and the medium on which they may be stored, may contain
"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or
corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual
property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a
computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by
your equipment.

1.F.2.  LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
liability to you for damages, costs and expenses, including legal
fees.  YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3.  YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
DAMAGE.

1.F.3.  LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
written explanation to the person you received the work from.  If you
received the work on a physical medium, you must return the medium with
your written explanation.  The person or entity that provided you with
the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a
refund.  If you received the work electronically, the person or entity
providing it to you may choose to give you a second opportunity to
receive the work electronically in lieu of a refund.  If the second copy
is also defective, you may demand a refund in writing without further
opportunities to fix the problem.

1.F.4.  Except for the limited right of replacement or refund set forth
in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER
WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO
WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.

1.F.5.  Some states do not allow disclaimers of certain implied
warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages.
If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the
law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be
interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by
the applicable state law.  The invalidity or unenforceability of any
provision of this agreement shall not void the remaining provisions.

1.F.6.  INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance
with this agreement, and any volunteers associated with the production,
promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works,
harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees,
that arise directly or indirectly from any of the following which you do
or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm
work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any
Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause.


Section  2.  Information about the Mission of Project Gutenberg-tm

Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
electronic works in formats readable by the widest variety of computers
including obsolete, old, middle-aged and new computers.  It exists
because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from
people in all walks of life.

Volunteers and financial support to provide volunteers with the
assistance they need, are critical to reaching Project Gutenberg-tm's
goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
remain freely available for generations to come.  In 2001, the Project
Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations.
To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4
and the Foundation web page at http://www.pglaf.org.


Section 3.  Information about the Project Gutenberg Literary Archive
Foundation

The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
Revenue Service.  The Foundation's EIN or federal tax identification
number is 64-6221541.  Its 501(c)(3) letter is posted at
http://pglaf.org/fundraising.  Contributions to the Project Gutenberg
Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent
permitted by U.S. federal laws and your state's laws.

The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S.
Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered
throughout numerous locations.  Its business office is located at
809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email
business@pglaf.org.  Email contact links and up to date contact
information can be found at the Foundation's web site and official
page at http://pglaf.org

For additional contact information:
     Dr. Gregory B. Newby
     Chief Executive and Director
     gbnewby@pglaf.org


Section 4.  Information about Donations to the Project Gutenberg
Literary Archive Foundation

Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
spread public support and donations to carry out its mission of
increasing the number of public domain and licensed works that can be
freely distributed in machine readable form accessible by the widest
array of equipment including outdated equipment.  Many small donations
($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
status with the IRS.

The Foundation is committed to complying with the laws regulating
charities and charitable donations in all 50 states of the United
States.  Compliance requirements are not uniform and it takes a
considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
with these requirements.  We do not solicit donations in locations
where we have not received written confirmation of compliance.  To
SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any
particular state visit http://pglaf.org

While we cannot and do not solicit contributions from states where we
have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
against accepting unsolicited donations from donors in such states who
approach us with offers to donate.

International donations are gratefully accepted, but we cannot make
any statements concerning tax treatment of donations received from
outside the United States.  U.S. laws alone swamp our small staff.

Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
methods and addresses.  Donations are accepted in a number of other
ways including checks, online payments and credit card donations.
To donate, please visit: http://pglaf.org/donate


Section 5.  General Information About Project Gutenberg-tm electronic
works.

Professor Michael S. Hart is the originator of the Project Gutenberg-tm
concept of a library of electronic works that could be freely shared
with anyone.  For thirty years, he produced and distributed Project
Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support.


Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S.
unless a copyright notice is included.  Thus, we do not necessarily
keep eBooks in compliance with any particular paper edition.


Most people start at our Web site which has the main PG search facility:

     http://www.gutenberg.org

This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.